Joseph Fouché, deel 08

Joseph Fouché, deel 08
beschrijving:

JOSEPH FOUCHÉ

DEEL 8

Johan te Slaa (1906-1980)

uitzending: AVRO, donderdag 13/11/1975

technische verzorging: Léon du Bois & Jan Bosboom

regie: Dick van Putten

rolverdeling:

- Napoleon: Lou Landré

- Joseph Fouché: Edmond Classen

- Périgourde: Hans Veerman

- Mireille: Mady Misset

- Lodewijk XVIII: Johan te Slaa

- Talleyrand: Gijsbert Tersteeg

- Bourrienne: Jan Borkus

- Excelmans: Johan Sirag

- verdere medewerkenden: Hans Fuchs, Ad van Kempen, Floor Koen & Willem Wagter

duur: 38'57"

hoorspel:

Napoleon: Ik heb uw memorandum gelezen, Fouché. Het is volslagen onzin.

Fouché: Ik had ook niet anders verwacht, Sire. Mijn visie op uw politiek in het verleden en uw voorgenomen veldtocht die daar noodzakelijk het gevolg van is, strookt niet met uw inzichten. Ziet u mijn werk als een tijdverdrijf…

Napoleon: Het is bemoeizucht, want het betreft militaire zaken en daar heeft u geen verstand van!

Fouché: Met uitzondering van de Engelse inval in Holland in 1808. Toen mocht ik u behoeden voor een catastrofe.

Napoleon: En u meent nu hetzelfde te moeten doen met uw memorandum, mm? Dwaas die u bent. Mijn leger bestaat uit 600.000 eenheden en heel Europa is erin vertegenwoordigd. Het is onoverwinnelijk. In twee jaar harde arbeid is mijn strategie tot in details vastgelegd. Lange verbindingslijnen worden ondervangen door nu reeds aangelegde voorraden op mijn route. Wat weet u van militaire strategie, monsieur?

Fouché: Zeer weinig.

Napoleon: En toch matigt u zich met dit memorandum een oordeel aan!

Fouché: ‘t Is enkel bedoeld als een waarschuwing, Sire.

Napoleon: (lacht) Monsieur waarschuwt!

Fouché: U beschikt over een geweldig leger, over grote generaals, uw voorraden zijn onvoorstelbaar groot en uw persoonlijke invloed op dit alles is onovertroffen, maar...

Napoleon: Waarom dan in vredesnaam dit memorandum?

Fouché: ...maar u wenst over het hoofd te zien dat u naar Rusland gaat.

Napoleon: Ik zie niets over het hoofd.

Fouché: Majesteit, op mijn prachtig landgoed in Aix heb ik de rust die ik op mijn leeftijd en na een zwaar ziekbed behoef en...

Napoleon: Met andere woorden: ik had u daar beter kunnen laten?

Fouché: Zo is het, Sire, maar u geeft er de voorkeur aan mijn rust te verstoren, omdat u twijfelt. U twijfelt aan de afloop van uw voorgenomen veldtocht naar één der onherbergzaamste landen van Europa. U weet even goed als ik dat u aan een tijdslimiet gebonden bent en dat bereids drie van uw beste generaals overgelopen zijn naar uw vijand, te weten Clausewitz, Boyen en Bernadotte. Zij hebben geen vertrouwen in uw expeditie. Ik hoop dat mijn breedsprakigheid u niet verveelt.

Napoleon: Dat doet het wel, maar het amuseert mij.

Fouché: Dat doet mij genoegen. Uw tocht naar Rusland moet binnen drie maanden succes hebben. Dat wil zeggen dat u binnen die limiet tsaar Alexander Pavlowitz tot overgave moet hebben gedwongen.

Napoleon: Dat gebeurt ook.

Fouché: Maar u vreest van niet. Daarom wilt u van al uw ondergeschikten - uw generaals, uw senatoren, uw staatsraden en ook van mij - horen dat uw veldtocht naar Rusland de grootste, de heldhaftigste en de best georganiseerde is in de historie.

Napoleon: Dat is ook zo.

Fouché: Maar ik deel deze historie niet, want u zult uw doel niet bereiken. Tussen hier en Moskou liggen in een land van sneeuw en ijzige kou vier grote rivieren, waarvan de Berezina de kleinste, maar de gevaarlijkste is. En deze rivieren dwingen u tot een tijdslimiet die u niet mag overschrijden. Gebeurt dat wel, dan is zelfs het onoverwinnelijk leger van zijne majesteit de keizer van Europa tegen de gevolgen niet bestand.

Napoleon: Datzelfde geldt immers voor de Russische legers...

Fouché: …die u niet eerder zult ontmoeten dan vóór Moskou. Het vakmanschap van Koetoezow zal een confrontatie met u zo lang mogelijk uitstellen.

Napoleon: (lachje) Dat betekent alleen maar z’n ondergang!

Fouché: Dat hoopt u, en die hoop is uw vrees. Koetoezow is een oud man, maar hij kent z’n vak zeker zo goed als u.

Napoleon: Wat weet u van Koetoezow?

Fouché: Genoeg om u te waarschuwen, want Koetoezow is een wijs man. In tegenstelling tot u vecht hij liever niet. Hij zal u laten komen met alle gevolgen d’r aan verbonden. Maar... wat baat mijn waarschuwing?

Napoleon: Uw waarschuwing is een belediging, monsieur.

Fouché: Dat hoop ik. Misschien dat u dan deze wanhoopsdaad tegen Engeland niet door laat gaan, nu het nog niet te laat is.

Napoleon: Wat heeft Engeland hiermee te maken?

Fouché: Uw vrede van Tilsit is een mislukking. Rusland wenst zich door u niet te laten ruïneren en voorziet Engeland via sluikhandel van alles waaraan het behoefte heeft. Uw blokkade tegen Engeland is daardoor zinloos en dat de is reden van deze dwaze veldtocht waarin honderdduizenden mensen nutteloos zullen sterven.

Napoleon: Verlaat onmiddellijk het Elysée, monsieur!

Fouché: Uw tragiek is - ‘k heb het u al eerder gezegd - dat u niet wilt luisteren.  Als u in 1809 uw Minister van Politie niet gestraft had, maar tezamen met hem naar een compromis met Engeland had willen zoeken, was deze veldtocht overbodig geweest. Nu gaat u uw ondergang tegemoet.

Napoleon: Verdwijn! En verlaat Parijs over de Pont-Neuf!

(een koets komt aan en houdt halt - Périgourde komt aangelopen)

Périgourde: Monsieur...

Fouché: Ah, bonjour Périgourde. U verwacht me blijkbaar. ‘k Heb deze keer echt genoten van de reis.

Périgourde: (kucht)

Fouché: Scheelt u iets?

Périgourde: Eh… excellentie... Monsieur, eh... ik... ik bid u.

Fouché: Komaan, Périgourde, ik ben vermoeid van de reis, zeg me dus wat u op uw hart heeft.

Périgourde: Ik bid u, monsieur, komt u met mij mee door de achterdeur.

Fouché: Merkwaardig welkom! Waarom, als ik vragen mag?

Périgourde: Komt u toch, excellentie.

Fouché: Ach, ach, u zult er wel een reden voor hebben... (gaat mee) Wat is dit voor een panopticum hier in de keuken? Alle bedienden op een rij...

Périgourde: Al het personeel is hier bijeen, excellentie... omdat... Madame is niet in orde, monsieur.

Fouché: Is dat een reden om u met z’n allen in de keuken op te sluiten? Wat scheelt mijn vrouw, Périgourde? Waar is ze?

Périgourde: Te bed, excellentie. Om beurten hebben wij de laatste dagen naar u uitgekeken, om u voor te bereiden...

Fouché: Voor te bereiden... Waarop?

Périgourde: Eh... eh... excellentie...

Fouché: Wat is er gebeurd, Périgourde?

Périgourde: Madame is... zeer ernstig ziek, monsieur. Een week geleden…

Fouché: Zwijgt u maar, Périgourde, ik... ik... eh... ik ga naar d’r toe.

Périgourde: Jawel, monsieur. (Fouché verlaat de keuken) Monsieur blijft boven bij madame. Ik vrees het ergste. Mireille, gaat u met iedereen naar de grote salon. Ik kom daar wel bij u.

Mireille: Jawel... Baptiste...

Fouché: Périgourde... Is Madame...

Périgourde: Ja...

Fouché: Wat is er gebeurd, Périgourde? Wanneer is de dokter geweest?

Périgourde: Deze morgen, monsieur. Hij komt vanavond nog terug. Een week geleden werd Madame plotseling onwel, maar de dokter zag er niets ernstigs in. En ik... ik kon u niet bereiken, monsieur.

Fouché: Wilt u mij... helpen met... alles wat verwacht wordt?

Périgourde: Natuurlijk, monsieur.

Fouché: Dank u, Périgourde.

(op 9 oktober 1812 sterft Mathilde)

(lente tot eind 1812: veldtocht naar Rusland - op 18 december is Napoleon terug in Parijs - begin 1813)

Périgourde: ...en toen wij op het punt stonden om naar Parijs te vertrekken, na de begrafenis van Madame, heeft monsieur mij gezegd dat hij niet in Aix wilde blijven en aan de kust ging wonen.

Mireille: Waar, aan de kust?

Périgourde: Dat weet immers niemand.

Mireille: (zucht) Het was dom van mij terug te willen naar Parijs. In Aix waren wij veel beter door deze afschuwelijk moeilijke tijd heen gekomen.

Périgourde: Maar tot nu toe hebben we ons goed kunnen redden. Monsieur Fouché had gelijk, de veldtocht naar Rusland is een catastrofe geworden. De keizer is terug, maar hij heeft bijna 600.000 doden achtergelaten.

Mireille: De Russische doden niet meegerekend. 1812 is een rampjaar.

Périgourde: En dit jaar wordt niet veel anders. Wat zou monsieur Fouché zeggen van de nieuwe veldtocht van Buonaparte, naar Pruisen?

(ergens aan de zuidkust, begin 1813)

gendarme: Bonjour, monsieur Fouché.

Fouché: Bonjour, gendarme.

gendarme: Neemt u mij niet kwalijk dat ik uw wandeling onderbreek, maar wilt u mij volgen naar de gendarmerie?

Fouché: Waarvoor is dat?

gendarme: Dat kan ik u niet zeggen. De veiligheidsdienst is op de gendarmerie.

Fouché: Ha?

gendarme: Ik heb enkel order u te zoeken.

Fouché: Veiligheidsdienst. Dat betekent Parijs. ‘t Zij zo. U moet uw plicht doen.

Napoleon: En op mijn veldtocht naar Pruisen wens ik geen onbetrouwbare sujetten achter te laten. Men heeft u tijdig in het zuiden ontdekt. Dat is uw geluk. U gaat met mij mee naar Dresden, want ik wil u geen moment meer uit het oog verliezen.

Fouché: Majesteit, na de dood van mijn vrouw...

Napoleon: Ach ja, uw vrouw is overleden. Mijn deelneming.

Fouché: Na haar dood wilde ik in alle rust en afzondering verder leven, maar dat is mij niet vergund. U wenst mij als gijzelaar.

Napoleon: Gijzeling is iets anders dan de post die ik u in Pruisen aanbied.

Fouché: Dan zult u eerst Pruisen moeten veroveren, Sire. En dat zal even onmogelijk blijken als Rusland verslaan.

Napoleon: Als er gronden voor waren, stuurde ik u naar de gevangenis. Nu moet ik cipier over u spelen in Dresden.

Fouché: De keizer als cipier van de hertog van Otranto... ’t Kan niet lachwekkender. Maar ik zie voor u geen andere oplossing, tenzij u mij deporteert.

Napoleon: Deportatie!... Dat is de oplossing! Dan bent u weg uit Frankrijk en ik ben van u verlost. Ik zet u op transport naar Illyrië.

Fouché: (spotlachje)Naar het landgoed waar wijlen generaal Junot gek is geworden, in het noordoosten van Italië.

Napoleon: Precies! Aan de andere kant van de Alpen. In afwachting van uw transport verblijft u in de Conciergerie.

Fouché: Ik neem zonder wroeging afscheid van Frankrijk, Sire. ‘k Heb alleen het verzoek dat mijn escorte uit fatsoenlijke lieden bestaat.

Napoleon: Aan dat verzoek wil ik voldoen.

(Parijs, 13/14 maart 1815 - woning van Périgourde en Mireille, Rue de Dôme)

Périgourde: Zo gaat het niet langer, Mireille.We komen om van de honger. Ik ga proberen wat eten te krijgen bij de boer waar monsieur Fouché jaren heeft gewerkt.

Mireille: Monsieur Fouché... Hoe zou het met hem zijn?

Périgourde: Mm... ‘t Is de vraag of ie nog leeft. Sinds de Russische veldtocht van de keizer hebben we niets meer van hem gehoord. Ja, d’r is veel gebeurd, Mireille. Bonaparte is naar Pruisen geweest, zit nu op Elba. En wij zitten opgescheept met die Bourbon.

Mireille: Al ruim drie maanden en de honger en ellende is nog even groot.

Périgourde: Ja... Ik ga naar de boer, Mireille.

Mireille: Ik hoop dat u wat mee krijgt, maar... wees vooral voorzichtig met al dat vechten in de stad.

(op straat - gejoel van het gepeupel)

Périgourde: Dat kan niet! Monsieur Fouché? Hierheen! Monsieur Fouché!

Fouché: Périgourde! Dat ik u hier juist moet treffen!

Périgourde: En precies op tijd! Anders was u in dat gevecht terechtgekomen. Komt u mee, monsieur, ik woon hier om de hoek. Net voor ik wegging, hebben mijn vrouw en ik het nog over u gehad.

Fouché: Wat een verrassing, Périgourde!

Périgourde: Ik zag u ineens tussen die mensenmassa..

Fouché: (lacht)

Périgourde: Wat zal mijn vrouw blij zijn! U ziet er goed uit, monsieur.

Fouché: Ach, een mens wordt ouder, maar ik voel mij uitstekend, Périgourde. Hoe maakt uw vrouw het?

Périgourde: Komt u mee, dan zult u haar zien. Ah, monsieur, wat een verrassing!

Fouché: Dan gaan we straks gedrieën kijken of er iets eetbaars in de stad te krijgen is. Eh... vertel me eerst ‘ns, hoe is ‘t met uw dochter?

Mireille: Rosa... is helaas dood, monsieur. Iedereen werd opgeroepen om te werken in de fabrieken - kinderen, vrouwen, oude mensen - en daar is zij verongelukt. Baptiste was bij het transport.

Périgourde: Ik heb wel duizend vragen, monsieur. Waar is uw verblijfplaats in de stad?

Fouché: In mijn appartement in de Rue Cerutti, helemaal alleen. U moest beiden maar weer komen, mm?

Mireille: O, monsieur, dolgraag!

Périgourde: En hoe is ’t met u gegaan, monsieur, na de dood van madame?

Fouché: Heel wonderlijk. Ik verbleef in een klein hotel aan de zuidkust. Daar werd ik op een goeie dag gearresteerd door de veiligheidsdienst.      

Périgourde: (lacht) Uw eigen politie.

Fouché: (lachend)Ja, m’n eigen veiligheidsdienst. Ik werd op transport gesteld naar Parijs en Bonaparte deporteerde me naar Illyrië.

Périgourde: Illyrië. Waar ligt dat in ergens dan?

Fouché: Praktisch vergeten, een onbewoonbaar stuk land aan de overkant van de Adriatische Zee. Bonaparte had generaal Junot tot koning benoemd voor dat onmogelijk stuk land en die is er gek geworden. Vreselijke toestanden, maar ‘k heb het kunnen redden. Ik was er slecht aan toe, maar heb met de arme boerenbevolking meegewerkt en daar ben ik volledig door genezen.

Mireille: U ziet er echt goed uit, monsieur.

Périgourde: Ja. Na de dood van Madame waren we liever bij u gebleven, monsieur.

Fouché: Ach, dat begrijp ik. Maar alles is toch goed gekomen. En zowaar, ik ben een maand in Parijs terug en wij ontmoeten elkaar!

Mireille: (lacht)

Périgourde: Er is sindsdien veel gebeurd, monsieur.

Fouché: Ja... En wat overblijft is chaos, en Elba.

Périgourde: Louis de Bourbon terug, Talleyrand aan de regering, en wat dat betekent, heeft u zojuist meegemaakt.

Fouché: Ja. Mijn vlucht voor de invasie van de Oostenrijkse troepen in Italië heeft te lang geduurd. Dwars door de Alpen is geen kleinigheid. Maar daardoor was ik te laat in Parijs en heeft Talleyrand mij maar overgeslagen. Nou, ‘k heb genoeg pogingen gedaan om contact me ‘m te krijgen. ‘t Leven heeft rare kronkels.

Mireille: Eén van die rare kronkels is dat de hertog van Otranto te gast is bij zijn bedienden die hem niet eens iets voor kunnen zetten.       

Fouché: (lacht) Wel, laat ons dan iets eetbaars in de stad gaan zoeken, hè. ‘t Is me nog steeds gelukt om... (er wordt geklopt)

Périgourde: Huh, wij krijgen nooit bezoek!

Fouché: Nu dan blijkbaar wel. Ik eh... trek me wel even terug tot uw bezoek weer weg is. (geklop)

Périgourde: Ik begrijp er niets van. (gaat de deur openen)

gendarme: Monsieur Périgourde, bent u dat?

Périgourde: Eh… jawel gendarme.

gendarme: Ah, dan heb ik succes. Ik herinner mij dat u vroeger in dienst was van de hertog van Otranto. Ik heb opdracht hem te zoeken, maar vond ‘m niet in de Rue Cerutti. Kunt u mij misschien helpen?

Fouché: Wie gaf u die opdracht?

gendarme: Mijn chef, natuurlijk... Hé maar... maar u bent de hertog van Otranto!!

Fouché: Inderdaad. Wat wenst u?

gendarme: Ik heb strikte order om, indien ik u mocht vinden, onmiddellijk naar monsieur Talleyrand te geleiden in het Elysée.

Périgourde: Wat?

Fouché: Wel, Périgourde... heeft het leven rare kronkels of niet?

Périgourde: Dit is het noodlot, monsieur.

Fouché: Maar, zeer interessant... Gendarme, zorgt u voor een rijtuig.

gendarme: Tot uw orders, excellentie. (verlaat de kamer)

Fouché: Zolang ik nu al in Parijs ben, heeft Talleyrand mij niet nodig. Nu zet ie de politie in om mij te zoeken. De nood moet hoog gestegen zijn, Périgourde. Blijft u beiden thuis, hier is geld om in de stad te gaan eten.

Périgourde: Maar we hebben geld genoeg, monsieur. D’r is alleen geen voedsel te krijgen.

Fouché: Wacht dan op mij, ik kom direct terug.

Fouché: En als monsieur Talleyrand mijn pogingen domweg negeert en mij dan plotseling het verzoek doet plaats te nemen in zijn regering, dan heeft dat een oorzaak, en die oorzaak wil ik weten.

Lodewijk XVIII: De onbeschaamdheid! U vergeet tegen wie u spreekt, monsieur!

Fouché: Zulke taal heb ik meer gehoord. Ik wens te weten wat er van mij verlangd wordt.

Lodewijk XVIII: Wij wensen u aan te stellen als onze Minister van Politie.

Fouché: Waarom?

Lodewijk XVIII: Dat behoort tot de competentie van onze gevolmachtigd minister, monsieur Talleyrand.

Fouché: Ik heb u al gezegd dat ik met monsieur Talleyrand niet wens te onderhandelen. Waarom, Sire, heeft u mij zo plotseling nodig, terwijl ik mij sinds enkele weken herhaaldelijk heb aangeboden?

Lodewijk XVIII: Is dat juist, monsieur Talleyrand?

Fouché: Ik veronderstel dat monsieur dat zal ontkennen.

Talleyrand: (kucht) Monsieur heeft zich inderdaad aangeboden, Sire.

Lodewijk XVIII: Dan is hiermee deze zaak geregeld en bent u in functie.

Fouché: Pardon? Eerst wens ik antwoord op mijn vraag waarom u mij zo plotseling nodig heeft.

Lodewijk XVIII: U heeft gelijk, monsieur Talleyrand: monsieur is ongezeglijk, maar helaas onmisbaar in deze situatie. Voldoe aan zijn verlangen.

Talleyrand: Fouché, zijne majesteit wenst van uw diensten gebruik te maken, omdat Frankrijk in gevaar is.

Fouché: Nonsens. Voor zover mij bekend is Frankrijk al jarenlang in gevaar.

Talleyrand: Maar het gevaar is nog nooit zo groot geweest als op dit moment. Buonaparte is gevlucht van Elba.

Fouché: (lachje) Dank u voor de inlichting. Wanneer is hij geland?

Talleyrand: Op 1 maart, bij Fréjus.

Fouché: Dat is eerder gebeurd. Wanneer kreeg uwe majesteit hier kennis van?

Lodewijk XVIII: Ontvingen wij geen tijding op 15 maart, monsieur Talleyrand?

Fouché: Oh là là! Dan is dus niet Frankrijk in gevaar, maar de koning. En nu verwacht u van mij, Sire, dat ik samen met Tallien en Carnot uw gerechtelijke regering een rood tintje zal geven, om daarmee voor het volk uw fouten van de afgelopen tijd te verdoezelen. Nee, Sire, daar wens ik mij niet voor te lenen.

Lodewijk XVIII: Wij vinden monsieur uitzonderlijk brutaal!

Fouché: U wenst te vergeten dat er in Frankrijk een revolutie heeft plaatsgehad.        

Lodewijk XVIII: Hoe kunnen wij dat vergeten bij een man als u!

Fouché: ‘t Is niet mijn gewoonte veel woorden te verspillen aan een verloren zaak, majesteit. Als Bonaparte van Elba gevlucht is, bent u op dit moment nog slechts koning voor één dag. Ik weiger dus mijn medewerking en geef u een goeie raad.

Lodewijk XVIII: Wij verwachten van u geen advies.

Fouché: Mijn kennis met betrekking tot Bonaparte geeft mij de zekerheid dat dit avontuur moet mislukken. Stelt u zich in veiligheid, Sire, misschien heeft Frankrijk u ooit nog nodig.

Lodewijk XVIII: Als monsieur dit vertrek verlaat, verklaren wij hem buiten de wet!

Fouché: Dan heb ik de eer u te verlaten, Sire. Tenzij monsieur Talleyrand de dwaasheid begaat mij nu te arresteren. Dat zal dan echter maar voor korte tijd zijn. Tot ziens, heren. (gaat naar buiten)

Lodewijk XVIII: Waarom laat u die man niet arresteren, monsieur?

Talleyrand: Dat zou een grove politieke fout zijn, majesteit.

Lodewijk XVIII: Dat kan ons niet schelen! Deze man is gevaarlijk en wij wensen dat hij gearresteerd wordt.

Talleyrand: Ah! Het is uw wens, majesteit... (gaat naar de deur en opent die) Gendarme!

gendarme: Tot uw orders, excellentie.

Talleyrand: Arresteer de hertog van Otranto.

gendarme: Die is juist vertrokken, excellentie.

Talleyrand: Reden te meer u te haasten. Ingerukt!

gendarme: Tot uw orders.

(een koets komt aan - ruiters naderen )

gendarme: Stop, koetsier! We hebben opdracht u te arresteren, monsieur Fouché.

Fouché: Maar man, men arresteert de hertog van Otranto niet zomaar op de openbare weg!

gendarme: ‘t Is opdracht, excellentie.

Fouché: Heeft u een arrestatiebevel?

gendarme: Nee, excellentie.

Fouché: Wie gaf u dan deze dwaze opdracht?

gendarme: Zijne excellentie monsieur Talleyrand, excellentie.

Fouché: Geef ‘m dan m’n groeten. Vooruit koetsier! De zweep erover, naar de Rue Cerutti!

Bourrienne: U dient er rekening mee te houden, Talleyrand, dat ik als Minister van Politie verantwoordelijk ben, en niet u. Arrestatie van Fouché is geen eenvoudige zaak. (er wordt geklopt) Entrez.

Talleyrand: (Bonpère komt binnen) Bourrienne... Dat is de man die ik achter Fouché heb aan gestuurd.

Bourrienne: En zonder succes, zoals u ziet.

Bonpère: ‘t Was onmogelijk, excellentie. We hadden geen arrestatiebevel.

Bourrienne: Ook dat nog.

Bonpère: Maar monsieur Fouché bevindt zich in de Rue Cerutti.

Bourrienne: Dan ga ik persoonlijk met u mee en als ie daar is, dan krijg ik ‘m, en deze keer met arrestatiebevel, monsieur Talleyrand.

Bonpère: Excellentie, ik heb onder monsieur Fouché gewerkt en zaken van importantie behandelde hij altijd zo onopvallend mogelijk.

Talleyrand: U krijgt zelfs nog advies van een voormalig ondergeschikte.

Bonpère: Oh là là, ik zou u heel wat over de hertog kunnen vertellen!

Bourrienne: Ja ja ja, ‘t is al goed. Laat twee man onopvallend postvatten bij z’n huis, Bonpère. U gaat met mij mee per koets. U wacht op mij in de hal. Ik verzorg een arrestatiebevel.

Bonpère:Tot uw orders, excellentie.

(in Fouchés huis)

Fouché: Ah! Bonjour Bourrienne. En, zowaar mijn voormalige ondergeschikte Bonpère! Waarmee kan ik u van dienst zijn?

Bourrienne: Hertog, ik moet u arresteren in naam des konings.

Fouché: Oh là là! Toen u in dienst was van Buonaparte sprak u altijd in naam des keizers. Zeer grappig. Maar laten wij naar de kleine salon gaan. Mag ik u voorgaan? (dat doen ze) Gaat u binnen. Men heeft al een poging ondernomen mij te arresteren, Bourrienne. Zeer stijlloos. Ik neem aan dat u nu een arrestatiebevel heeft?

Bourrienne: Uiteraard.

Fouché: Dan kan ik mij helaas niet verzetten. U staat toe dat ik mij ga kleden?

Bourrienne: Gaat uw gang.

Fouché: Eh… Neemt u intussen plaats, heren. (verlaat de kamer - ze gaan zitten en wachten)

Bourrienne: (blaast)

Bonpère: Oh là là...

Bourrienne: Mm. Het is gelukt, Bonpère.

Bonpère: Ja.

Bourrienne: Ik wist het.

Bonpère: Zal ik de hertog toch maar niet volgen naar boven?

Bourrienne: Onnodig. Het huis is omsingeld.

Bonpère: Ja... ja... (gaat naar het raam) Zijne excellentie woont hier prachtig. Dat daar zijn de tuinen van Madame de Beauharnais, de dochter van de eerste vrouw van Bonaparte. Waar is koningin Hortense eigenlijk?

Bourrienne: Bij haar man, koning Lodewijk Bonaparte, maar waar die is, weet ik niet. Hij trad af toen Bonaparte Holland bij Frankrijk wilde inlijven.

Bonpère: (kucht) Mm. De hertog kleedt zich blijkbaar in groot ornaat. Ik vind het maar lang duren.

Bourrienne: Wel, laten we dan gaan kijken.

Bonpère: Ja… (ze gaan naar boven) Hier is z’n kamer, excellentie.

Bourrienne: Maar waar is die kerel dan?

Bonpère: Verdwenen? Langs deze ladder! In de tuinen van Madame Hortense... En ik stond nog wel voor het raam!

Bourrienne: Kom mee, naar beneden.

Bourrienne: Maar stommelingen, hebt u ‘m dan niet uit het naastliggend pand zien komen?

gendarme: Met uw welnemen, excellentie, de mannen hadden opdracht het huis van de hertog in het oog te houden en niet dat van koningin Hortense. Het beste is direct naar z’n voormalig secretaris te gaan. Daar heb ik ‘m vanmorgen gevonden.

Bourrienne: En waar woont dan die secretaris?

gendarme: In de binnenstad, Rue de Dôme.

Bourrienne: Breng ons daarheen, sacré nom!

(woning van Périgourde)

Fouché: Périgourde! Die Bourrienne wordt de risee van Parijs, samen met Talleyrand. ‘t Is kostelijk!

Périgourde: Maar u kunt er zeker van zijn, monsieur, dat Bourrienne het hier niet bij zal laten.

Fouché: Nee, natuurlijk niet. Eh… hoe kom ik hier weg in geval van nood?

Périgourde: Door... door dit dakraam, monsieur. Maar de goten zijn erg smal, da’s gevaarlijk op uw leeftijd.

Fouché: Nou ja, ‘t zal niet lang meer duren of Bonaparte is in Parijs en dan neem ik liever dit risico dan nog in de Conciergerie te belanden. U weet wat er afgesproken is: u wacht met uw vrouw rustig op mij in de Rue Cerutti. Heeft u de sleutels?

Périgourde: Ja, monsieur.

Fouché: Mooi.

Périgourde: Als u nu eenmaal in de dakgoot bent, dan moet u rechtsaf en dan komt u in een wirwar van daken. (er wordt beneden op de deur gebonkt) Daar zijn ze, monsieur!

Fouché: Ik zal aan uw raad denken. Gaat u nu naar beneden!

Périgourde: Ja, monsieur. (loopt naar beneden en opent de deur)

Bourrienne: Bent u Périgourde? Mm?

Périgourde: Jawel.

Bourrienne: Doorzoek het huis, Bonpère. (die gaat naar boven) Waar is Fouché?

Périgourde: Hoe moet ik dat weten? Wie bent u eigenlijk?

Bourrienne: De Minister van Politie.

Périgourde: Oh là là! Dan gedraagt u zich wel onbehoorlijk, monsieur.

Bourrienne: Als u mij niet onmiddellijk zegt waar Fouché is, arresteer ik u.

Périgourde: Dat moet u dan maar doen, want ik weet het niet.

Bonpère: De hertog is nergens te vinden, excellentie.

Bourrienne: Breng deze kerel naar de Conciergerie.

Bonpère: Maar excellentie, u kunt monsieur Périgourde niet arresteren. Hij heeft geen enkele overtreding begaan.

Bourrienne: Ik kan alles. Doe uw werk, en bij God, ik zal dat creatuur vinden!

(19 maart 1815, middernacht, Lodewijk XVIII vertrekt richting Lille - Napoleon is 65 mijl weg, in Pont-sur-Yonne)

bediende: Komt u maar, Majesteit. Door deze zijdeur komt u bij het rijtuig. De hoofdpoort is al op slot. Eh… voorzichtig, Sire! Voorzichtig...

Lodewijk XVIII: Wij danken u voor het licht van de fakkel. (hoest)

bediende: Waarom blijft u niet hier, Majesteit? U bent te ziek voor de reis naar België. Maarschalk Marmont wil immers het Elysée in staat van verdediging brengen.

Lodewijk XVIII: De maarschalk zelf heeft zijn post al verlaten. Wij danken u... voor uw medeleven, maar... het volk heeft ons nodig. Daarom vertrekken wij.

bediende: Het ga u wel, Majesteit, en God zegene u. Ik begeleid uw familieleden wel.

Lodewijk XVIII: Dank. (hoest) Vive la France... (de koets vertrekt)

(20 maart 1815: Napoleon reist naar Fontainebleau - ‘s avonds naar de Tuilerieën)

ploegbaas: Allez, allez! Opschieten! Eerst de werkkamer van de keizer, de rest komt later wel.

werkman: Ja, het is nog niet zo lang geleden dat we alles bekleed en beplakt hebben met de lelies van de Bourbon, en nou verdomme dit weer.   

ploegbaas: Ja, dat zijn je zaken niet. Niet knippen, stommeling, en scheur de bekleding maar van de meubels. En wees voorzichtig met die kaarsvlammen.

werkman: Ja, schreeuw nou maar niet zo. Zeg maar liever wat het damast is en wat het papier.

ploegbaas: Daar ligt de nieuwe bekleding voor de meubels, en daar het zijdepapier voor de wanden. Geen behang scheuren! Plak de bijen maar over de lelies heen, anders duurt het te lang.

werkman: Ja ja.

ploegbaas: Opschieten! Jullie zijn met zes man, dus voor het licht wordt, kunnen jullie klaar zijn. Nou, haal eerst de lelie van het dak en hijs de driekleur. En denk erom: goed werk leveren!

werkman: Ja ja, donder nou maar op, we hebben alleen maar last van die grote bek van jou.

Bourrienne: (rilt van de kou) O, Bonpère, ik zie u nauwelijks.

Bonpère: ‘t Is ook afschuwelijk donker. Erg koud vooral. Ik kan blazen en stampen wat ik wil, maar ‘k word niet warm!

Bourrienne: ‘t Is bijna onmogelijk Fouché in deze duisternis te zien. We zullen wat oplopen in de Rue Cerutti.

Bonpère: Ja ja.  

Bourrienne: Voor Fouché is het ook koud, hij komt dus zeker naar z’n huis.

Bonpère: Ja, maar er zijn in Parijs genoeg hotels, hè?

Bourrienne: Ik kan toch moeilijk alle hotels laten bewaken.

Bonpère: Daar!

Bourrienne: Hè?

Bonpère: Excellentie! In de verte, dat is ‘m.

Bourrienne: Vooruit! Achter ‘m aan!

Bonpère: Eh… eh…excellentie, andere... andere… andere kant op, links, links.

Bourrienne: Sluit ‘m dan de pas af! Laat ‘m niet weer ontsnappen!!

Excelmans: Laat de keizer uitstappen! (Napoleon stapt uit) Komt u maar, Sire.

Napoleon: Merci, Excelmans.

Excelmans: Sire, wij staan hier bij de zijdeur, en...

Napoleon: Nooit geweten dat daar een ingang was.

Excelmans: Het is ook meer een uitgang! (opent de deur) Na u, Sire. (ze gaan binnen en openen daar een deur)

Napoleon: M’n oude werkkamer, Excelmans.

Excelmans: Welkom, Majesteit.

Napoleon: M’n bureau… M’n zetel... M’n symbolen aan de wanden. ‘t Is net of ik niet ben weggeweest.

Excelmans: Nu kunt u eindelijk tot rust komen, Sire.

Napoleon: Rust... Ik ben bevreesd, Excelmans. ‘t Is alles anders dan ik mij had voorgesteld.

Excelmans: Maar het volk is toch opgetogen, Sire. Het roept om haar keizer.

Napoleon: Er staat niemand meer buiten, Excelmans, de massa is verdwenen. Roept het volk nog wel om haar keizer en ben ik nog wel de Keizer van het volk? Ik ben bevreesd, Excelmans...

Excelmans: Laat mij die kerel dan de deur uitschoppen, Sire.

Napoleon: De hertog van Otranto wijst men niet ongestraft de deur, Excelmans.

Excelmans: Wat wenst u dan dat ik doen zal?

Napoleon: Het is om wanhopig te worden. De kerels die ik nodig heb, zijn gevlucht.

Excelmans: Ik kan ze geen ongelijk geven, Sire.

Napoleon: Natuurlijk niet. Maar Fouché, da’s wel de laatste waarmee ik wil onderhandelen. (zuchtend) Wel, laat ‘m binnen, maar denk aan het protocol.

Excelmans: Zoals u wenst, Sire. (opent de deur) Het behaagt zijne majesteit zijne excellentie Joseph Fouché in audiëntie te ontvangen.

Fouché: Bonjour, monsieur Bonaparte.

Napoleon: Bonjour. U is laat, monsieur.

Fouché: Ik heb een paar dagen gewacht, omdat ik aanneem dat u het te druk had.

Napoleon: Dat is juist. Wat kan ik voor u doen?

Fouché: Ik kom u vragen mijn secretaris uit zijn gevangenschap te ontslaan.

Napoleon: Wat!?

Fouché: Ik heb uw voormalig vriend Bourrienne nogal wat last bezorgd.

Napoleon: Dat is mij bekend.

Fouché: Ah! Dat maakt de zaak eenvoudiger, want uit wraak heeft hij mijn secretaris gevangen genomen.

Napoleon: Wat heb ik daarmee te maken?

Fouché: Niets, maar als ambteloos burger kan ik ‘m niet vrij krijgen.

Napoleon: Wilt u mij wijs maken dat u gekomen bent enkel voor mijn handtekening op een vodje papier?

Fouché: Nergens anders voor. En dat vodje papier betekent zijn vrijheid.

Napoleon: De ganse dag praat ik hier met leeghoofden en de enige man waarvan ik hulp kan verwachten, vraagt mij zijn secretaris uit het cachot te halen...                   

Fouché: Als u mij niet kunt helpen, moet ik iets anders verzinnen, want deze brave man moet vrij. Dat ben ik aan ‘m verplicht.

Napoleon: Fouché, zullen we maar een eind maken aan deze komedie?

Fouché: D’r is geen sprake van komedie. Mijn secretaris moet vrij en u bent de enige die kan helpen.

Napoleon: U kunt z’n vrijheid zelf verzorgen als u plaats neemt in mijn regering.      

Fouché: In welke regering? U zegt zelf dat u enkel maar leeghoofden vindt na uw terugkeer. Ik vraag mij af waarom u teruggekomen bent...

Napoleon: Omdat ik nog steeds meen dat Frankrijk mij nodig heeft.

Fouché: Dan had u beter op Elba kunnen blijven. Frankrijk heeft enkel maar rust nodig.

Napoleon: Het volk schijnt daar anders over te denken.

Fouché: Vanwaar zo plotseling uw vertrouwen in het volk? D’r is altijd wel een menigte mensen die hoera roept, maar ‘t is wel gebleken dat dit een wankele basis is om opnieuw uw macht daarop te vestigen. Anders was u niet op Elba terechtgekomen.

Napoleon: U is nog steeds bijzonder openhartig, monsieur.

Fouché: Waarom niet? Alle gevaar is geweken, want u heeft als soeverein... gefaald...

Napoleon: Daar heeft u dan van meegeprofiteerd!

Fouché: Natuurlijk. Maar waar zijn alle andere profiteurs gebleven? Zelfs uw familie is langs alle windstreken verdwenen, maar monsieur Bonaparte ziet nog steeds niet dat hij overbodig is geworden en dat Frankrijk na zijn mislukkingen een door vreemde mogendheden bezet land is.

Napoleon: Waar zijn die vreemde mogendheden dan? Ik heb ze niet ontmoet op mijn weg van Elba naar Parijs.

Fouché: Een goed strateeg wacht zijn gelegenheid af de tegenstander een definitieve slag toe te brengen. Dat zou u moeten weten. Uw tragiek is dat u die gelegenheid zelf zult scheppen, door uw onvoorstelbare machtswellust. Daarmee zal dan meteen de fout van Elba hersteld zijn.

Napoleon: Welke fout?

Fouché: Men heeft u op Elba te veel vrijheid gelaten in de veronderstelling dat u al verslagen was. En om Frankrijk te stabiliseren heeft men een Bourbon op de troon geheven, maar men koos de verkeerde, die in zijn geborneerdheid dezelfde fout maakt als u: te vergeten dat Frankrijk een revolutie gekend heeft!

Napoleon: Goh, en dat zegt u: de man die al z’n geestesverwanten verraden heeft.

Fouché: Ik was niet aan hun geest verwant.

Napoleon: Nee, maar u heeft ze wel verraden, mijzelf inbegrepen.

Fouché: Dat laatste bestrijd ik, want ik ben de enige die niet de knie heeft gebogen voor de Bourbon.             

Napoleon: U was weer ‘ns slimmer dan alle anderen.

Fouché: Als gevolg van de verbanning waarin u mij gezonden had, maar die wel tot gevolg heeft dat ik de enige ben die onbesmeurd tot uw beschikking is.      

Napoleon: En dat is nog waar ook. Van verraders kan men de waarheid verwachten.

Fouché: En die waarheid is dat u beter op Elba had kunnen blijven. U bent omgeven door vijanden, in en buiten Frankrijk. Het land is één grote chaos, met een volk dat honger lijdt en zich niet langer wil laten terroriseren. Europa heeft met u afgerekend. Wat in vredesnaam heeft u zich voorgesteld bij uw terugkeer?

Napoleon: Frankrijk vrijwaren voor vreemde overheersing. En ik ben de enige die dat kan.

Fouché: Dat is het toppunt van machtswaan. Heel Europa verlangt naar rust en vrede, en de man die oorzaak is van onrust en dood keert terug alsof er geen verleden was.

Napoleon: Mijn machtswaan is blijkbaar goed genoeg om uw secretaris uit het cachot te halen.

Fouché: Bij de slaafse gevangenisautoriteiten is uw macht in ieder geval groter dan de mijne.

Napoleon: Ik bied u de kans uw eigen invloed terug te krijgen.

Fouché: U heeft niets te bieden. De enige die u voor de toekomst iets te bieden heeft, ben ik.

Napoleon: Wel? Doe me een voorstel.

Fouché: Als u verkiezingen uitschrijft, maakt u een voorstel voor het buitenland en als u mij Buitenlandse Zaken geeft, wint u de gunst terug van het volk.

Napoleon: En wie zal volgens u een nieuwe Grondwet op moeten stellen?

Fouché: Benjamin Constant, een liberaal denkend man die voor iedereen aanvaardbaar is.

Napoleon: Akkoord. Ik werk mee aan verkiezingen, maar Buitenlandse Zaken wens ik dan voor mijzelf te behouden. Daarbij meen ik dat uw geringe afkomst onvoldoende is mijn regering in het buitenland te vertegenwoordigen. Ik bied u het Ministerie van Politie. Daar bent u als geen ander op uw plaats.

Fouché: (lacht) Als u meent dat de zoon van een arm Corsicaans advocaat international meer invloed heeft dan de zoon van een arme visser, maakt u opnieuw een grote vergissing. Wie heeft Binnenlandse Zaken?

Napoleon: Carnot. En Tallien heeft Financiën.

Fouché: U weet dat beiden gecollaboreerd hebben met de Bourbon?

Napoleon: Ja, maar niet alle koppen behoeven te vallen.

Fouché: Ik aanvaard het Ministerie van Politie, maar ik verzoek u te willen bedenken dat u mij dit zelf heeft aangeboden.

Napoleon: Ik wist dat ik met u tot een akkoord zou komen, want u bent al te lang werkeloos geweest. (ondertekent) Voilà, het ontslagbewijs voor uw secretaris.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (7/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.
Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign