Moordbrigade Stockholm, deel 04

Moordbrigade Stockholm, deel 04
beschrijving:

DEEL 4

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 22/10/1975

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Fredrik Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [Lennart Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Folke Bengtsson]: Bert van der Linden

- [Siv Lindberg]: Irene Poorter

- [commissaris Hammar]: Huib Orizand

- [Sonja Hansson]: Barbara Hoffman

duur: 36'37"

hoorspel:

(er wordt geklopt)

Martin: Ja?

Melander: En? Hoe gaat het?

Martin Beck: Oh... nou... anderhalve maand voor kerst en het sneeuwt alweer weken naar mijn gevoel.

Melander: D’r komt nog veel meer.

Martin: O, kom je me dat vertellen?

Melander: Ken jij agent Lundberg?

Martin: Lundberg?

Melander: Een broekie, nog maar pas bij het korps. Van bureau Klara.

Martin: Nee. Ik kan z’n gezicht niet voor me halen.

Melander: Agent Lundberg moest iets afhalen in een lunchroom op de hoek van Smålandsgatan en Norrlandsgatan. Je weet hoe ze die jochies altijd als boodschappenjongens gebruiken.

Martin: Melander, luister eventjes, ik moet nog een heleboel rapporten doorwerken. Eh… ik heb dus geen tijd om jouw mening over misstanden in het korps aan te horen. Wat eh... wat heb je me nou te vertellen over die eh... over die Lundberg?

Melander: Agent Lundberg wacht op de envelop met onbekende inhoud die hij daar moet afhalen, leunt tegen de toonbank en kijkt ‘ns om zich heen.

Martin: Ja, en verandert in een kangoeroe.

Melander: En op een bank tegenover ‘m zit een meneer achter een kop koffie en diens uiterlijk komt agent Lundberg bekend voor. Ja, als je liever hebt dat ik een andere keer terugkom, dan zeg je ’t maar hoor, Martin.

Martin: Diens uiterlijk komt agent Lundberg bekend voor!? Van politiefoto’s?

Melander: Precies. En dat is niet onverdienstelijk van agent Lundberg, want de man heeft nu geen pet op en draagt geen overjas.

Martin: De man van het Götakanaal? En wat heeft Lundberg gedaan?

Melander: Agent Lundberg dus constateerde dat lengte, lichaamsbouw en haarkleur van de man overeenstemden met het signalement, en ging ‘m achterna. Hij ziet nog juist op tijd dat de man verdwijnt achter een deur, een paar huizen verder. Op de deur staat eh... ‘ns spieken... “J.A. Eriksson. Transportonderneming.”

Martin: Nou, en? En? En?

Melander: Agent Lundberg gaat op onderzoek uit. Hij ontdekt dat de deur toegang geeft tot een binnenplaats en dat er verschillende kantoren zijn. En wat denk je? Achter een venster ziet ie de man terug. Op de deur van dat kantoor staat volgens agent Lundberg: “Expeditie. Heer F. Bengtsson.”

Martin: Bengtsson...

Melander: Tot zover het verslag van agent Lundberg, die teruggekomen op bureau Klara op z’n sodemieter kreeg omdat ie de envelop met inhoud in de lunchroom was vergeten.

Martin: Jezus! Waar is Lennart?

Melander: Die zit al te posten in een café tegenover dat binnenplaatsje. Ik dacht dat jij ‘m misschien wat gezelschap zou willen houden.

Martin: Verrek nog aan toe, soms ben je niet menselijk meer, Melander. Zou... zou Lundberg zich niet vergist hebben?

Melander: Laten we hopen van niet. Bel me maar als ik jullie moet komen aflossen.

Kollberg: Zo, ben je daar?

Martin: Ja, hier ben ik.

Kollberg: Neem maar een bitter lemon of zo, want de koffie is hier niet te zuipen.

Martin: O... Ja... En? Vertel ‘ns?

Kollberg: Nou, voorlopig zit ik hier al een paar uurtjes voor joker. Maar stel je gerust: het is de vent van de foto, niemand anders.

Martin: God nog aan toe... Eh… ja, mag ik een bitter lemon? Je hebt ‘m gezien?

Kollberg: Hij draagt nu een donkergrijze overjas en een zwarte hoed en hij gebruikt z’n lunch in de grillbar hier om de hoek. Zalmforel met een glas melk. Na de lunch wandelt ie een beetje langs de etalages en dan is het weer tijd om te werken, zoals iedere brave burger dat wel weet. Bepaald opwindend is z’n lunchuurtje niet. En vanmiddag gebeurt er ook niets dat de moeite waard is. Dat kan ‘k je nou al vertellen. Nee, het wachten is op vijf uur.

Martin: We weten dus nu dat ie Folke Bengtsson heet. Hij drinkt na vijven een pilsje en dan pakt ie de bus voor het warenhuis op Hamngatan naar het St. Eriksplan, doet ie wat inkopen in een supermarkt in de Rörstrandsgatan, en ie woont daartegenover op de tweede etage. Dankzij commentaar van cafébezoekers weten we dat ie vrijgezel is, dus wat er achter de rolgordijnen van zijn keurige flatje gebeurt, zal vanavond wel typerend zijn voor de meeste van zijn avonden. Hij kookt en eet in z’n eentje.

Melander: En nou zit ie t.v. te kijken.

Kollberg: Ja, verdomme. D’r is een Amerikaanse speelfilm op de t.v. Da’s een goeie. Heb ik een jaar of tien, vijftien geleden ook al gezien. Aan het eind is iedereen dood, op het meisje na.

Melander: Als je opschiet kun je ‘t eind nog zien.

Kollberg: Als jij niet oppast, vries je nog vast. Sterkte dus maar, maat. Ga je mee, Martin?

Martin: Ja. Eh… bel me thuis, Melander, als er iets gebeurt, wat dan ook.

Melander: Wel te rusten, Martin.

Kollberg: ‘s Avonds warm, soms eet ie ‘s avonds brood. Soms gaat ie bowlen en soms gaat ie naar de bioscoop. Wat moet je daarvan vertellen?

Martin: Wat voor films?

Kollberg: Nou, ‘k heb het geluk gehad er eentje uit te moeten zitten, drie rijen achter ‘m. Een blonde naakte Miss America in cinemascoop vecht tegen monsters uit de oertijd. Spannend!

Martin: De man leidt een kalm, strikt ingedeeld bestaan. Da’s nou wel duidelijk.

Kollberg: Wat heet! Iedere dinsdag gaat ie bowlen, iedere vrijdag gaat ie naar de bios en voor zover ik het uit de gids kan opmaken, kijkt ie op de andere dagen klakkeloos naar ieder televisieprogramma, of het nou een oorlogsdocumentaire is of een quiz. En op zondag gaat ie samen met circa tienduizend andere Stockholmers een ijshockeywedstrijd zien. Afgelopen zondag heeft Tsjecho-Slowakije tegen Zweden verloren. ‘t Is tenminste wat.

Martin: En zaterdagmiddag?

Kollberg: Beste Martin, toen ik ‘m naar buiten zag komen en de deur van z’n kantoor sluiten, precies twee minuten over twaalf, en toen ik ‘m volgde naar Regeringsgatan, toen zei ik tegen mezelf: “Nu gaan we naar Löwenbräu een biertje drinken.” En ja hoor, hij mag naar binnen en jij staat daar voor lul op straat. ‘k Haat die vent!

Martin: Een rustig leventje... en Roseanna is dood.

Kollberg: Ha, ‘t is natuurlijk de verkeerde vent.

Martin: Begin je d’r genoeg van te krijgen?

Kollberg: Nou moet je me goed begrijpen: ik heb er niks op tegen om de ene nacht na de andere in een portiek in de Birkagatan te staan slapen, maar...

Martin: Maar... wat?

Kollberg: Jezus, we weten nou wel hoe die z’n dagen indeelt. Ik heb voorlopig genoeg van bowlen en tweederangsfilms en ijshockey. Hij heeft geen oog voor meisjes op straat, maar kijkt soms naar bioscoopaffiches of etalages. Hij koopt nooit dagbladen, is er ook niet op geabonneerd, wel leest ie twee weekbladen en een blaadje voor sportvissers. De naam is me ontschoten. En in de kelder van zijn huis staat geen blauwe bromfiets merk Monark, maar een rooie van het merk Svalan. Die is van hem. Hij krijgt zelden post, gaat niet met z’n buren om, maar groet ze wel als die ze tegenkomt.

Martin: Wat voor indruk heb je van ‘m gekregen?

Kollberg: Jezus, wat moet ik daar nou op antwoorden? Hij is supporter van Djungårn, de ijshockeyclub.

Martin: Nee!... Serieus nou.

Kollberg: Ja. Zo te zien is het een gezond, rustig, sterk en non-interessant iemand. Slaapt altijd met open ramen. Gaat altijd netjes gekleed, is keurig in z’n optreden en maakt niet de indruk zenuwachtig te zijn. Gaat kalm zijn eigen gangetje zonder tijd te verspillen of zich te haasten. Zou eigenlijk een pijp moeten roken, maar hij het niet.

Martin: Heeft ie jullie gezien?

Kollberg: Nou, dat dacht ik niet. Mij in ieder geval niet... Weet je, Martin, ik heb zo’n idee dat we hiermee door kunnen gaan tot ie weer vakantie krijgt. Ik geef toe dat het een fascinerend schouwspel is, maar ik vraag me toch wel af of het rijk over de middelen beschikt om een stel voor hun taak bekwame mannen... Ja, bekwaam voor hun taak... Toen ik vannacht in een portiek stond, zei een dronken kerel ineens boe tegen me... ‘k Dacht dat m’n hart stilstond.

Martin: Zeg, wat denk je? Is het eh... is het de man die we zoeken?

Kollberg: Hij lijkt precies op die vent van de film.

Martin: Okay! We pikken ‘m op.

Kollberg: Nu?

Martin: Ja.

Kollberg: Wie moet dat doen?

Martin: Jij, na kantoortijd, zodat ie niet hoeft te verzuimen. Neem ‘m mee naar je eigen kantoor en noteer daar z’n personalia. Als dat gebeurd is, dan bel je mij.

Kollberg: Oh, we pakken ‘m dus met fluwelen handschoentjes aan?

Martin: O ja...

Kollberg: Nou, kijk ‘ns aan. Dacht ik even dat het een rustig dagje zou blijven. Het enige risico dat ik liep, was een stuk te krijgen van het halfgare gebak voor het verdaagde Sint Luciafeest... (gaat naar buiten) Ho, en nu... actie!

(er wordt geklopt)

Martin: Ja?

Kollberg: (opent de deur) De heer Bengtsson, over wie ik met je gesproken heb, is hier bij me, Martin.

Martin: O. Ja, laat ‘m maar binnenkomen, eh… Lennart.

Kollberg: Dit is Folke Bengtsson.

Martin: Beck.

Bengtsson: Bengtsson.

Kollberg: Hier heb je de lijst met gegevens, dus ik ga d’r vandoor.

Martin: Dank je wel, ja. Dag! (Kollberg sluit de deur) Gaat u zitten.

Bengtsson: Dank u.

Martin: (kucht en kijkt de lijst in) “Folke Bengtsson, kantoorchef, geboren 6-8-1926 te Stockholm. Ongehuwd.” Juist. (legt de lijst weg) Weet u waarom wij gevraagd hebben... hier te komen?

Bengtsson: Nee.

Martin: ‘t Is mogelijk dat u ons kunt helpen met iets.

Bengtsson: Zegt u het maar.

Martin: ‘t Begint nu pas goed te sneeuwen, mm?

Bengtsson: Ja, dat mag u wel zeggen.

Martin: Ja. Waar was u de eerste week van juli van dit jaar? Herinnert u zich dat nog?

Bengtsson: O, gemakkelijk. Ik had toen vakantie. De zaak waar ik werk gaat na midzomer voor vier weken dicht.

Martin: Ja.

Bengtsson: Ik heb m’n vakantie op verschillende plaatsen doorgebracht. Ik was onder andere twee weken aan de westkust... Ja, als ik vakantie heb, ga ik altijd vissen. Ook ‘s winters voor minstens een week.

Martin: Ging u met de auto?

Bengtsson: Nee, ik heb geen auto. Ik heb niet eens een rijbewijs. Ik ging op de brommer.

Martin: Nou, da’s zo gek nog niet. Ik heb zelf ook verscheidene jaren een bromfiets gehad. Wat hebt u voor een merk?

Bengtsson: Destijds had ik een Monarped, maar die heb ik in de herfst ingeruild.

Martin: Herinnert u zich hoe u uw vakantie precies hebt doorgebracht?

Bengtsson: Jazeker wel. De eerste week ben ik in Mem geweest. Dat ligt aan de kust van Oost-Götaland, daar waar het Götakanaal begint.

Bengtsson: Mm.

Bengtsson: En vandaar ging ik naar Bohuslän.

Martin: Vindt u het vervelend dat ik de bandrecorder aan zet?

Bengtsson: Nou nee, als u dat nodig vindt.

Martin: (kucht en zet de recorder aan) Bent u vanaf Mem met de boot naar Gotenburg gegaan?

Bengtsson: Nee... nee, vanaf Söderköping.

Martin: Wat was de naam van die boot?

Bengtsson: De Diana.

Martin: En welke dag was dat?

Bengtsson: Tja, dat... (lachje) dat weet ik niet precies meer... In het begin van juli.

Martin: Is d’r iets bijzonders voorgevallen op die reis?

Bengtsson: Nee, nee, nee, niets voor zover ik me kan herinneren.

Martin: Weet u dat heel zeker? Denkt u ‘ns goed na.

Bengtsson: Ach ja, ja, de boot had machineschade opgelopen, maar dat was gebeurd voordat ik aan boord kwam. Daardoor was ze ook te laat, anders zou ik ook niet eens meer mee hebben gekund.

Martin: Wat hebt u gedaan toen u in Gotenburg kwam?

Bengtsson: Nou, de boot kwam d’r heel vroeg in de ochtend aan. Ik ben toen op mijn brommer naar een plaatsje gereden dat Hamburgsund heet. En daar heb ik via een bureau een kamer gehuurd.

Martin: Hoe lang bent u in dat plaatsje gebleven?

Bengtsson: Twee weken.

Martin: Wat hebt u in die twee weken gedaan?

Bengtsson: Zo vaak ik kon, heb ik gevist. Het weer was slecht.

Martin: Nou wou ik u een paar foto’s laten zien... (neemt ze) Kent u deze vrouw?

Bengtsson: Ja. Ja, ‘t gezicht komt me wel bekend voor. Wie is het?

Martin: Ze was aan boord van de Diana.

Bengtsson: Ja... Ja, ik meen mij dat te herinneren. Maar... ik zou het niet zeker durven zeggen. Hoe heet ze?

Martin: Roseanna Stenström. Uit Kiruna.

Bengtsson: Nou weet ik het weer, ja, natuurlijk, ze was aan boord. Ik heb een paar keer met ‘r gesproken.

Martin: En u hebt haar naam sindsdien niet meer ergens gezien of gehoord?

Bengtsson: Nee. Nee, dit is de eerste keer… Mag ik vragen waarom?

Martin: Weet u dan niet dat Roseanna Stenström op die reis vermoord werd?

Bengtsson: Nee. Nee, dat... dat wist ik niet. Is dat echt waar?

Martin: ‘t Komt me zeer vreemd voor dat u niet over deze zaak hebt horen spreken. Eerlijk gezegd geloof ik u niet.

Bengtsson: Ja, natuurlijk, ja, natuurlijk, nou begrijp ik waarom u me hier naartoe hebt laten komen.

Martin: Hebt u gehoord wat ik zei? Ik vind dat zeer eigenaardig dat alles wat over deze zaak geschreven is aan u voorbij is gegaan. Dat geloof ik eenvoudig niet.

Bengtsson: Ja, als ik er iets over gehoord had, had ik me natuurlijk uit mezelf gemeld.

Martin: Gemeld?

Bengtsson: Ja. Ja, als getuige.

Martin: Als getuige van wat?

Bengtsson: Nou, dan zou ik verteld hebben dat ik haar ontmoet heb. Is ze vermoord? Waar? In... in Gotenburg?

Martin: Nee. Aan boord, in d’r hut. Terwijl u op de boot was.

Bengtsson: Dat lijk mij heel onwaarschijnlijk.

Martin: Waarom?

Bengtsson: Nou, om... omdat iemand dat gemerkt zou hebben. Iedere hut was bezet.

Martin: Ik vind het nog onwaarschijnlijker dat u d’r nooit iets over gehoord hebt. Dat kan ik moeilijk aannemen.

Bengtsson: Ja, maar daar heb ik een hele goeie verklaring voor: ik lees nooit kranten.

Martin: D’r is zowel voor de radio als voor de televisie over deze zaak gesproken. De foto’s die u daar hebt, zijn zelfs verscheidene malen in het actualiteitenprogramma van de televisie getoond. Hebt u geen t.v.?

Bengtsson: Jawel, maar ik kijk alleen maar naar natuurprogramma’s en naar films.

Martin: Waarom leest u eigenlijk geen kranten?

Bengtsson: Nou, om... omdat er niets in staat dat me interesseert. Alleen politiek en... en... ja, dat waar u het er net over had: moorden, ongelukken en dat soort ellende.

Martin: Leest u dan helemaal niet?

Bengtsson: Jawel, jawel, ik lees verschillende tijdschriften over sport, vissen, het leven in de vrije natuur, en zo nu en dan een avonturenverhaal.

Martin: Praat u wel ooit met uw vrienden over het dagelijks nieuws.

Bengtsson: Nee. Nee, die weten dat me dat niet interesseert. Ze praten d’r natuurlijk wel over met elkaar, maar daar luister ik zelden naar. Dat is de waarheid. Ja, ik eh… ik weet dat het vreemd klinkt, maar... ik kan alleen maar eh... herhalen dat het de waarheid is. Ja, u moet me geloven!

Martin: Bent u religieus?

Bengtsson: Nee. Waarom vraagt u dat?

Martin: Zomaar. Wilt u roken?

Bengtsson: Dank u, ik rook niet.

Martin: Gebruikt u sterke drank.

Bengtsson: Ik hou van een glas bier na m’n werk, maar ik gebruik nooit iets sterkers.

Martin: In ieder geval hebben we u eindelijk gevonden. Dat is de hoofdzaak.

Bengtsson: Ja. Maar hoe wist u eigenlijk dat ik aan boord was?

Martin: O, dat hebben we toevallig gehoord. Iemand heeft u waarschijnlijk herkend. Maar nu is het dus zo dat u tot nu toe de enige bent met wie wij contact hebben opgenomen die ook daadwerkelijk met deze vrouw gesproken heeft. Hoe is dat gegaan?

Bengtsson: Nou, ik meen dat... Ja… nou weet ik het weer: ze stond toevallig naast me en vroeg iets.

Martin: En?

Bengtsson: Nou, toen heb ik haar antwoord gegeven.

Martin: U hebt dus met Roseanna Stenström gesproken. Waar hebt u over gesproken?

Bengtsson: Tja...

Martin: U moet proberen u dat te herinneren. Dat kan belangrijk zijn.

Bengtsson: Nou, ze... zij heeft me ‘t een en ‘t ander over zichzelf verteld...

Martin: Wat bijvoorbeeld?

Bengtsson: Dat ze uit het noorden kwam, uit Kiruna.

Martin: Wat nog meer?

Bengtsson: Ze vertelde dat ze op een bibliotheek werkte... Ja, dat herinner ik me nog... En verder vroeg ze me nog een paar dingen.

Martin: Bent u veel in elkaars gezelschap geweest?

Bengtsson: Nee, dat zou ik niet durven beweren. Ik heb een… een keer of drie, vier met ‘r gesproken.

Martin: Wanneer was dat? Tijdens welk deel van de reis?

Bengtsson: Eh… dat moet tijdens de eerste paar dagen zijn geweest. Ik herinner me nog dat we samen waren op het stuk tussen Berg en Ljungsbro. Daar gaan de passagiers meestal aan land terwijl de boot gesluisd wordt.

Martin: Kent u dat kanaal en de omgeving?

Bengtsson: Ja, vrij goed.

Martin: Hebt u die tocht wel ‘ns eerder gemaakt?

Bengtsson: Ja, verscheidene keren. Als het zo uitkomt met m’n vakantieplannen vaar ik een eindje mee. (lachje) Je vind niet veel van dat soort ouwe boten meer, en het is een mooie reis.

Martin: Hoeveel keren hebt u die tocht gemaakt?

Bengtsson: Ja, dat... dat zou ik niet zo een, twee, drie kunnen zeggen. Zou ik dan toch ‘ns over moeten denken, maar in de loop van de jaren toch zeker een... een keer of tien. Verschillende stukken. Ik heb maar eenmaal de hele reis meegemaakt van Gotenburg naar Stockholm.

Martin: Als dekpassagier?

Bengtsson: Ja! Ja, de hutten zijn altijd lang van tevoren besproken. Bovendien wordt het op die manier een dure reis.

Martin: Is het niet erg eh,,, oncomfortabel, zo zonder hut?

Bengtsson: O nee, nee nee nee, in de salons staan sofa’s waarop je mag slapen. En... och, ik heb niet zo’n behoefte aan comfort.

Martin: Om nu terug te keren tot Roseanna Stenström: u herinnert zich dus nog dat u bij Ljungsbro in d’r gezelschap was? Maar daarna...?

Bengtsson: Ik meen dat ik haar nog één keer gesproken heb, in het voorbijlopen.

Martin: Wanneer was dat?

Bengtsson: Dat weet ik niet meer.

Martin: Hebt u haar op het laatste deel van de reis ook nog gezien?

Bengtsson: Nee, niet voor zover ik me kan herinneren.

Martin: Weet u ook waar d’r hut lag?... Hebt u m’n vraag verstaan: waar lag haar hut?

Bengtsson: Ja, ik... ik zit te denken. Nee... Nee, ik geloof niet dat ik dat geweten heb.

Martin: U bent dus nooit in d’r hut geweest?

Bengtsson: Nee. Trouwens, de hutten zijn heel erg klein en ze worden altijd door twee mensen bewoond.

Martin: Is dat altijd zo?

Bengtsson: Nou ja, d’r zullen ook wel eens mensen zijn die een hut voor zichzelf alleen hebben, maar... maar dat komt niet vaak voor, want dat is veel te duur.

Martin: Weet u ook of Roseanna Stenström alleen reisde?

Bengtsson: Heb ik niet over nagedacht. Voor zover ik me kan herinneren heeft ze daar niet over gepraat.

Martin: En u bent nooit met haar naar d’r hut gegaan?

Bengtsson: Nee.

Martin: Waar hebt u met mekaar over gepraat toen u in Ljungsbro was?

Bengtsson: Ik weet nog dat ik ‘r gevraagd heb of ze zin had de kerk van het Vretaklooster te bezichtigen... Die ligt daar vlakbij. Ze wou niet.

Martin: Waar hebt u ‘t nog meer met mekaar over gehad?

Bengtsson: Nou, dat... dat zou ik niet meer weten. Niet over iets bijzonders. Ik geloof ook niet dat we nou zoveel gezegd hebben. We hebben toen een stuk langs het kanaal gelopen. Ja, d’r waren nog een hoop mensen die dat deden.

Martin: Hebt u d’r ook in gezelschap van iemand anders gezien?... Dit is een zeer belangrijke vraag.

Bengtsson: Dat begrijp ik. Ik probeer het me te herinneren. Ik meen wel dat ze met iemand gesproken heeft waar ik bij was, met een Engelsman of een Amerikaan... Ik zou het niet precies durven zeggen...

Martin: Wilt u wat drinken?

Bengtsson: Nee, dank u, ik heb geen dorst.

Martin: Nou, ik wel... (neemt iets te drinken) Zoals ik u al gezegd heb bent u de enige die zich herinnert, of die wil toegeven dat ie met ‘r gesproken heeft, voor zover wij weten.

Bengtsson: Ja, ik begrijp het.

Martin: U bent toevallig niet degene die haar vermoord heeft?

Bengtsson: Nee...! Dat heb ik niet gedaan... Dacht u dat soms?

Martin: Iemand moet het gedaan hebben.

Bengtsson: Ik... ik… ik wist niet eens dat ze dood was, of hoe ze heette. U denkt toch niet dat...

Martin: Als ik verwacht had dat u zou bekennen, zou ik die vraag niet op een dergelijke toon hebben gesteld.

Bengtsson: Ja, ik... ik geloof dat ik begrijp wat u bedoelt. Was dat een grapje?

Martin: Nee! Als ik u zou zeggen dat wij zeker weten dat u in de hut van deze vrouw geweest bent, wat zou u daar dan op antwoorden?... Wel?

Bengtsson: Dat u zich op de een of andere manier moet vergissen. Maar u zou zoiets niet zeggen als u niet heel zeker van uw zaak was, nietwaar?... Ja, in dat geval zou ik er geweest moeten zijn zonder dat ik zelf wist wat ik deed.

Martin: Weet u altijd wat u doet?

Bengtsson: Ja! Ja, ik weet altijd wat ik doe. Ik ben niet in haar hut geweest.

Martin: U moet goed begrijpen dat deze zaak nogal verbijsterend is.

Bengtsson: ‘k Begrijp het.

Martin: Bent u getrouwd?

Bengtsson: Nee.

Martin: Hebt u een vaste vriendin?

Bengtsson: Nee. ‘k Kan me niet voorstellen dat ik m’n vrijgezellenbestaan zou opgeven. ‘k Ben nou eenmaal gewend alleen te zijn.

Martin: Hebt u broers of zusters?

Bengtsson: Nee, ik was enig kind.

Martin: En u bent in het huis van uw ouders opgegroeid?

Bengtsson: Ik ben door mijn moeder opgevoed. M’n vader stierf toen ik zes jaar oud was. Ik herinner me hem nauwelijks.

Martin: Hebt u helemaal geen contact met vrouwen?

Bengtsson: (lachje) Ik ben natuurlijk niet helemaal onervaren op dat gebied, ik ben bijna veertig.

Martin: Als u behoefte hebt aan vrouwelijk gezelschap, wendt u zich dan tot een prostituee?

Bengtsson: Nee. Nee, nooit.

Martin: Kunt u mij de naam noemen van een vrouw met wie u voor kortere of langere tijd een verhouding hebt gehad?

Bengtsson: Dat zou ik misschien wel kunnen, maar dat doe ik niet.

Martin: ‘t Zou beter zijn als u iemand kon noemen.

Bengtsson: Ja. Ja, degene die het meest voor de hand ligt... en tot wie ik het meest heb aangetrokken gevoeld... die is... die is nu getrouwd. We hebben een hele tijd al geen contact meer met elkaar gehad. Het... zou wel ‘ns pijnlijk voor d’r kunnen zijn.

Martin: Toch zou het beter zijn van wel.

Bengtsson: Ik wil ‘r geen last bezorgen.

Martin: Daar hoeft u niet bang voor te zijn. Hoe heet ze?

Bengtsson: Als u mij kunt garanderen dat... Sinds haar huwelijk heet ze Lindberg.

Martin: Lindberg.

Bengtsson: Siv Lindberg. Maar ik moet u echt vragen om...

Martin: Waar woont ze?

Bengtsson: In Lidingö. Haar man is ingenieur. ‘t Adres weet ik niet. Ergens in Bodal, meen ik.

Martin: Dank u. ‘t Spijt me dat ik u met deze vragen moest lastigvallen, maar dat is helaas een onderdeel van m’n werk. Kan ik u misschien met een wagen naar huis laten brengen?

Bengtsson: Nee, dank u, ik neem de metro.

Martin: Ja, dat gaat misschien wel sneller.

Bengtsson: Inderdaad.

Martin: Goeiemiddag.

Bengtsson: Goeiemiddag. (verlaat de kamer)

Martin: Zeg maar ‘ns dat het tijdstip niet met grote zorg gekozen is: kwart over één. Alle huisvaders zijn naar hun werk en eventuele kleine kinderen doen hun middagdutje. De huisvrouwen drinken koffie met sacharine, en luisteren naar de radio.

Siv Lindberg: De politie? Is er iets gebeurd? Is er iets met mijn man?

Martin: Welnee, mevrouw. Ik wil u alleen maar een paar vragen stellen.

Lindberg: Mij? Waarover dan?

Martin: Hebt u een minuutje?

Lindberg: Ja, ik vraag me af wat ik voor u doen kan, maar... komt u dan maar binnen. (deur dicht)

Martin: Wat een fijn uitzicht hebt u hier!

Lindberg: Ja, dat zegt iedereen.

Martin: Hebt u kinderen?

Lindberg: Ja, een meisje van tien maanden. Ik heb haar net naar bed gebracht.

Martin: Wilt u deze foto ‘ns bekijken. Kent u deze man?

Lindberg: Eh... eh... ja. Ja, ik heb ‘m gekend, maar dat was een paar jaar geleden. Wat heeft ie gedaan?... Ziet u, dit is nogal pijnlijk voor me. M’n man...

Martin: Zullen we niet gaan zitten? Neemt u mij niet kwalijk dat ik dat voorstel.

Lindberg: O, ja natuurlijk. Natuurlijk.

Martin: U hoeft u niet eh… ongerust te maken. Kijk, het is namelijk zo: wij zijn om verschillende redenen in deze man geïnteresseerd als getuige. Dat heeft niets met u te maken. Voor ons is het alleen van belang dat we een aantal algemene inlichtingen krijgen over zijn karakter... van iemand die ‘m wat beter heeft gekend.

Lindberg: Oh... Ja... nou, ik... ik blijf het pijnlijk vinden. We zijn bijna twee jaar getrouwd en mijn man weet niks van Folke. ‘k Heb ‘m nooit iets verteld, maar hij zal natuurlijk wel begrepen hebben dat ik al ‘ns eerder... We praten eigenlijk nooit over zulke dingen.

Martin: U kunt volkomen gerust zijn. Ik wou u alleen vragen een paar dingen te vertellen. Uw man hoeft dat niet te weten... U kent deze man dus, Folke Bengtsson?

Lindberg: Ja.

Martin: Waar en wanneer hebt u ‘m leren kennen?

Lindberg: Al meer dan vier jaar geleden. We werkten bij dezelfde firma.

Martin: Hebt u een verhouding met ‘m gehad?

Lindberg: Ja. Een jaar.

Martin: Was u gelukkig met elkaar?... Hoe is het begonnen?

Lindberg: Eh… nou... we ontmoetten elkaar natuurlijk iedere dag, en eerst hielden we elkaar gezelschap tijdens de koffiepauzes, en toen tussen de middag, en toen... toen heeft ie me een paar keer thuis gebracht.

Martin: Ging ie dan met u mee naar binnen?

Lindberg: O nee, ik woonde nog thuis.

Martin: Verder?

Lindberg: Nou, toen zijn we een paar keer samen naar de bioscoop geweest, en toen nodigde hij me uit voor een etentje.

Martin: Bij hem thuis?

Lindberg: Nee, toen nog niet.

Martin: Wanneer was dat? Hoe lang ging u toen al met elkaar om?

Lindberg: Een paar maanden.

Martin: En daarna kwam het dus tot een echte verhouding?

Lindberg: Is het nodig dat ik zulke vragen beantwoord?

Martin: Ja! Ze zijn belangrijk. ‘t Is beter dat eh... dat u er nu antwoord op geeft. Dat zal u een hoop narigheid besparen.

Lindberg: Wat wilt u precies weten? Wat wilt u dat ik zeg?

Martin: U hebt dus een intieme verhouding met Folke Bengtsson gehad, nietwaar? Wanneer is die begonnen? De eerste keer dat u bij hem thuis kwam?

Lindberg: O nee... nee, pas de vierde of vijfde keer. De vijfde, geloof ik.

Martin: En daarna hebt u vaker gemeenschap met elkaar gehad? Hoe vaak?

Lindberg: Niet zo heel vaak, geloof ik.

Martin: Maar wel elke keer als u bij ‘m thuis was?

Lindberg: Nee, nee, dat niet. We deden van alles samen: eten, praten, naar de t.v. kijken…

Martin: Maakte hij u gelukkig?

Lindberg: Mm?

Martin: U moet proberen te antwoorden.

Lindberg: Ja, maar u stelt ook zulke moeilijke vragen... Ja... ja, ‘k geloof van wel.

Martin: Was ie bruut in z’n optreden?

Lindberg: Ik begrijp niet wat u bedoelt.

Martin: Ik bedoel: als jullie alleen waren, heeft ie u ooit geslagen?

Lindberg: O nee!

Martin: Ooit op een andere manier pijn gedaan?

Lindberg: Nee!

Martin: Nooit?

Lindberg: Nee, nooit! Waarom zou ie dat gedaan hebben?

Martin: Ooit over trouwen gepraat?

Lindberg: Nee.

Martin: Waarom niet?

Lindberg: Hij… hij praatte daar niet over.

Martin: Hoe was ie als man? Ik bedoel... in seksueel opzicht?

Lindberg: Eh... ja, god... ja... wat moet ik daar nou op zeggen? Aardig...

Martin: Wat bedoelt u met aardig?

Lindberg: Hij... ik... hij had een grote behoefte aan... tederheid, geloof ik, en zo ben ik ook.

Martin: Hield u van ‘m?

Lindberg: Ik geloof van wel.

Martin: Kon ie u bevredigen?

Lindberg: Dat weet ik niet.

Martin: Waarom kwam er een eind aan die verhouding?

Lindberg: Dat weet ik niet, het ging gewoon over.

Martin: Ten slotte zou ik u nog één ding willen vragen, en ik moet u verzoeken daar antwoord op te willen geven. Als u met elkaar naar bed ging, ging het initiatief daartoe dan altijd van hem uit?

Lindberg: Ja... wat moet ik daar nou op zeggen? Dat zal wel... Het initiatief gaat toch altijd van de man uit?

Martin: Hoe vaak bent u eigenlijk met ‘m naar bed geweest?

Lindberg: Vijf keer.

Kollberg: Maar je bent hartstikke gek, Martin!

Martin: Hammar gaat akkoord, dus zo’n gek plan is het niet. Hij zegt alleen dat ik pas terug mag komen als ik er een geschikte vrouw voor heb. Nou, die moet toch te vinden zijn onder ons eigen personeel?

Kollberg: Waar haal je dat grietje vandaan?

Martin: Wie heeft er achttien jaar van z’n leven met z’n dikke reet op andermans schrijfbureau gezeten, jij of ik?

Kollberg: Ach, zo eentje vind je nooit.

Martin: D’r is niemand die het korps zo goed kent als jij.

Kollberg: Okay... ‘k kan altijd ‘ns rondneuzen.

Martin: Juist!

Melander: Iemand van het bureau Klara heeft gebeld. Ze schaduwen Bengtsson nu al met drie man, maar de vent is bijzonder op z’n qui-vive.

Martin: Goed. Heeft ie nog iets bijzonders gedaan?

Melander: Ja! Hij heeft kranten gekocht, een hele stapel. Alle vier de ochtendbladen en de beide avondbladen. Ik wou d’r nu vandoor, is dat goed? Ik moet nog cadeaus kopen voor de kerst.

Martin: Jezus, cadeaus, da’s waar ook.

Melander: Je vrouw heeft nog gebeld.

Martin: Ja! Ja!... ‘k Zal d’r straks wel terugbellen, straks.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Martin Beck. Ja?

Kollberg: Martin, ik geloof dat ik iemand gevonden heb.

Martin: Een van onze eigen mensen?

Kollberg: Ja. Ze werkt in de Bergsgatan. Ze is morgenochtend om half tien hier. Als ze bevalt. kan Hammar in orde maken dat we d’r een tijdje mogen hebben.

Martin: Hoe ziet ze d’r uit?

Kollberg: Nou, ze lijkt wel wat op Roseanna volgens mij. Ziet er iets aardiger uit, heeft een betere figuur en waarschijnlijk wat meer flair.

Martin: Kan ze iets?

Kollberg: Ze loopt al heel wat jaartjes mee. Fijne meid, gezond, sterk.

Martin: Ken je d’r goed?

Kollberg: Nee.

Martin: En ze is niet getrouwd?

Kollberg: Morgen weet je alles... Ik heb geen tijd meer voor jou, ik moet nog kerstcadeaus kopen. (in zichzelf) Kerstcadeaus... Nou, dat ga ik natuurlijk weer vergeten... (legt de hoorn neer, neemt weer op en draait een nummer))

Melander: Ja?

Martin: Ja, Melander, eh… met Beck. Eh… Hammar heeft zijn fiat gegeven. Hij snapt wel dat er geen andere mogelijkheid is, maar ‘t is wel een eh... onorthodoxe methode, maar...

Melander: Verbeeld je maar niks, die methode is al vaker gebruikt, ook hier in Zweden.

Martin: Okay, maar wat ik je nou wilde voorstellen is nog veel onorthodoxer.

Melander: Laat maar horen.

Martin: Geef de mededeling aan de pers dat de zaak op het punt staat opgelost te worden.

Melander: Nu?

Martin: Ja, nu meteen. Vandaag nog... Begrijp je wat ik bedoel?

Melander: Mm. Dat het een buitenlander is, of zo.

Martin: Precies.

Melander: “Volgens een hier ontvangen bericht heeft de politie een Fransman gearresteerd die al lang bij Interpol gezocht werd in verband met de moord op Roseanna Stenström.” Zoiets?

Martin: Briljant!

Melander: Ja, maar Martin, die... die valstrik, dat vind ik niet zo’n goed idee.

Martin: Laat dat bericht nou maar snel verspreiden. (legt de hoorn neer)

(er wordt geklopt)

Martin: Ja?

Kollberg: (opent de deur) Martin?

Martin: Mm?

Kollberg: Dit is brigadier Sonja Hansson. (laat haar binnen en sluit de deur) Zeg me ‘ns dat ze niet op Roseanna lijkt... Sonja, dit is Martin Beck. En als je hoort wat ie van je wil, mag je ’m gerust in z’n gezicht uitlachen. Dat doen we allemaal. Ga zitten.

Martin: Ja, ga zitten... Nou, eh… Sonja, om te beginnen wil ik dat je goed begrijpt dat dit geen opdracht is. Je hebt dus het volste recht om nee te zeggen als je niet wilt. We hebben jou uitgezocht, omdat je de meeste kans op slagen hebt en dat is dan in de eerste plaats dankzij je uiterlijk.

Sonja: Okay, ik wacht.

Martin: En in de tweede plaats, omdat je in de binnenstad woont en niet getrouwd bent of samenwoont, of zoals dat heet.

Sonja: Ik hoop dat ik kan helpen. Maar wat is er fout aan mijn uiterlijk?

Martin: Herinner jij je Roseanna Stenström, dat meisje uit Kiruna dat van de zomer in het Götakanaal vermoord werd?

Sonja: Nou en of. Ik werk bij de afdeling vermiste personen en heb er daardoor zijdelings mee te maken gehad.

Martin: Wij weten wie het gedaan heeft en ook dat ie hier in de stad woont. Ik heb ‘m verhoord en toen heeft ie toegegeven dat ie destijds aan boord was en dat ie haar ontmoet heeft. Maar verder beweert ie dat ie niet eens wist dat ze vermoord was.

Sonja: Nou, dat lijkt me niet erg waarschijnlijk. D’r is een hoop over deze zaak geschreven in de pers.

Martin: Volgens hem leest ie geen kranten. Hij maakt een eh... volkomen eerlijke en oprechte indruk, ook wat z’n antwoorden betreft. Zo zijn we geen stap verder gekomen. We hebben geen enkel recht om ‘m vast te houden, en schaduwen heeft nog minder zin. Maar onze enige kans is dat ie het nog een keer doet. En daar hebben we... hebben we jou nou voor nodig. Jij bent z’n volgende slachtoffer.

Sonja: (lachje) Leuk idee!

Martin: Je lijkt op Roseanna, we zouden jou graag als lokvogel willen gebruiken. Dan zal ik je vertellen hoe. Hij werkt op ‘t kantoor van een vervoersbedrijf in de Smålansgatan. Daar ga je naartoe, je zegt dat je iets bij je thuis bezorgd moet hebben, je flirt met ‘m en je zorgt ervoor dat ie je adres en telefoonnummer noteert. Je moet z’n... belangstelling opwekken. En dan nog afwachten.

Sonja: U zei dat u ‘m verhoord hebt. Is ie dan niet op z’n hoede?

Martin: Wij hebben een bericht aan de pers verstrekt dat ‘m moet geruststellen.

Sonja: Ik moet ‘m dus verleiden. Eh… hoe moet ik dat doen?

Kollberg: Dat moet je niet aan ons vragen. Van die dingen weten wij niks af, wij zijn eerbare huisvaders.

Sonja: Nee, dat bedoel ik niet hoe ik dat moet doen, dat kan ik me wel voorstellen, maar... als ik er nou in zou slagen, wat dan?

Martin: Je hoeft niet bang te zijn, we zullen altijd in de buurt zijn. Het lijkt me ‘t beste dat je eerst al het materiaal dat we hebben grondig bestudeert. Jij moet zoveel mogelijk op Roseanna Stenström zien te lijken.

Sonja: (lachje) Ik heb het anders in de toneelstukjes op school nooit verder gebracht dan engel, of paddenstoel.

Kollberg: (lacht) Kom kom, ‘t zal wel lukken.

Martin: Dit is onze enige kans. Hij heeft een impuls nodig, en die verschaffen we ’m dan… op deze manier.

Sonja: Okay! Ik wil het proberen. Ik hoop dat het me lukt, maar het zal niet meevallen.

Martin: Goed. Dan moet je nu eerst al het materiaal doornemen: de rapporten, de films, de verhoren, de brieven, de foto’s. Als dat gebeurd is praten we verder.

Sonja: Eh… nu meteen?

Martin: Eh… ja, vandaag nog. Hammar heeft het in orde gemaakt dat je niet meer naar de Bergsgatan hoeft voor deze zaak rond is. O ja, dan hebben we nog iets. Eh... we zullen een kijkje bij jou thuis moeten nemen om de situatie op te nemen. We moeten extra sleutels laten maken. De rest komt dan later wel.

Kollberg: Nou, dat waren dan de kerstdagen. Folke Bengtsson bracht ze heel op z’n dooie gemak bij z’n moeder in Södertälje door. Meesterspeurder Martin Beck heeft voortdurend aan ‘m moeten denken, zelfs toen ie voor kerstmannetje speelde, en uw dienaar Lennart Kollberg at zich een indigestie en lag drie dagen in het Söderziekenhuis.

Martin: Ahlberg belde me de tweede kerstdag nog op uit Motala.

Kollberg: En?

Martin: ‘k Geloof niet bepaald nuchter.

Hammar: En vandaag moet het dus gebeuren?

Kollberg: Zeven januari, D-day.

Hammar: En hoe lang moet dit experiment eigenlijk duren?

Kollberg: Nou, tot we succes hebben.

Hammar: Ja, jij hebt makkelijk praten. Jij volgt gewoon je bevelen op. Maar ik zie al allerlei situaties voor me waarbij ik Martin en jou eigenlijk niet kan missen. Bovendien gaat er ook een deel van Melanders tijd in zitten. En Bergsgatan belt maar steeds op waar dat meisje van ze blijft.

Kollberg: Ja, wens ons dan maar succes!

Hammar: Nou, succes, kinderen.

Martin: Ja. (Hammar verlaat het lokaal)

Sonja: Nou... jullie hebben wel de liefste chef die ik ooit meegemaakt heb.

Kollberg: (lacht) De kerstgedachte trilt nog wat na in ‘m.

Martin: (lacht) Ja.

Kollberg: Morgen kun je beter uit z’n buurt blijven. Zeg, tussen twee haakjes, wou jij zo gaan, in uniform?

Sonja: Nee, ik ga eerst naar huis om me te verkleden. Maar ik wou wel op één ding wijzen: de derde juli viel midden in de zomer, maar nu is het volop winter. Het zou wel een rare indruk kunnen maken als ik in een luchtig zomerjurkje en met een zonnebril op bij ‘m aanwip om te vragen of ze een kast voor me kunnen vervoeren.

Martin: Ik laat dat aan jou over. De hoofdzaak is dat je snapt waar het om gaat. ‘k Hoop dat ik het zelf goed gesnapt heb.

Sonja: Ja, ik dacht van wel. Ik heb ieder woord dat er over haar geschreven is wel tienmaal gelezen, en de film heb ik minstens een keer of tien gezien. Ik heb me de juiste kleren aangeschaft en uren voor de spiegel staan oefenen, maar ik kreeg niet veel cadeau. Haar karakter en haar manier van leven verschillen totaal van het mijne, maar ik zal m’n best doen.

Martin: Dat weet ik. ‘k Heb wel bemerkt dat je hart voor je werk hebt, en daar kom je een heel end mee.

Sonja: Dank je.

(telefoon)

Martin: (neemt op) Beck.

Sonja: Ik ben er geweest. Eh… daarna ben ik meteen naar huis gegaan als je ‘t niet erg vindt.

Martin: Nee. Ik denk niet dat ie halsoverkop voor je deur staat. Hoe is het gegaan?

Sonja: Wel, goed, dacht ik. De kast wordt morgen gebracht.

Martin: Hoe vond ie je?

Sonja: Dat valt moeilijk te zeggen als je niet weet hoe iemand gewoonlijk reageert, maar ik had de indruk dat ik ‘m wel beviel.

Martin: Was het moeilijk?

Sonja: Nou, eerlijk gezegd nee. Ik... vind het wel een innemende man, ie is ergens wel aardig ook. Zeg, weet je het wel zeker dat je de juiste man te pakken hebt? Ja, niet dat ik veel ervaring heb in de omgang met moordenaars, maar ik kan ‘m me zo moeilijk voorstellen als degene die Roseanna vermoordde.

Martin: Nee, dat weet ik heel zeker. Wat zei ie? Heeft ie je telefoonnummer?

Sonja: Ja, m’n adres en alles. En verder heb ik ‘m verteld dat ik nooit opendoe als ik niet weet wie er voor de deur staat...

Martin: Ja

Sonja: ...dus dat mensen altijd eerst moeten opbellen. En, eh... ja, ik zei dat het zulk naar weer was, en toen zei hij “Ja, dat is zo”, en eh… toen zei ik dat het maar goed was dat de feestdagen voorbij waren, en daar was ie het mee eens. “Als je alleen bent,” zei ik, “zijn zulke dagen maar triest.”

Martin: Wat had ie daarop te zeggen?

Sonja: Dat hij ook alleen was en dat ie het ook nare dagen vond.

Martin: Dat klinkt veelbelovend. En verder?

Sonja: Nou, verder niets. Hij kon het gesprek niet langer meer rekken, maar ik heb wel de tijd genomen eer ik goed en wel de deur uit was. Ik eh... had m’n jas losgemaakt en zo, om m’n nauwe truitje te laten zien, en eh… verder heb ik nog gezegd dat het er niet toe deed hoe laat de kast gebracht werd, omdat ik ‘s avonds toch altijd thuis ben voor het geval dat er iemand belt, maar hij dacht dat ze hem ‘s ochtends zouden brengen.

Martin: Mooi zo. Vanavond houden we repetitie. Wij zitten op het bureau Klara en Melander speelt voor Bengtsson en belt je. Je neemt de telefoon aan, daarna bel je mij en dan komen we naar je toe om Bengtsson op te wachten. Heb je dat begrepen?

Sonja: Ja! Zodra Melander belt, bel ik jou. Eh… hoe laat is dat ongeveer?

Martin: Dat zeg ik je niet. Je weet toch ook niet van tevoren wanneer Bengtsson belt?

Sonja: Nee, dat is waar. Zeg, Martin?

Martin: Ja?

Sonja: Ja, het is helemaal geen nare man, eigenlijk echt wel charmant. En dat klopt natuurlijk, want dat zal Roseanna ook wel gedacht hebben.

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (11/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign