Moordbrigade Stockholm, deel 16

Moordbrigade Stockholm, deel 16
beschrijving:

DEEL 16

Anton Quintana (1937), naar de boeken van Maj Sjöwall (1935) & Per Wahlöö (1926-1975)

uitzending: VARA, woensdag 14/01/1976

bewerking: Ruurd van Wijk - muziek (naar Zweedse volksliedjes): Kees Smal - uitvoering: Letty de Jong & Harry Mooten

regie: Ad Löbler

rolverdeling: [afkondiging geeft enkel de namen van de hoorspelers]

- [adjudant Martin Beck]: Jan Borkus

- [Ture Assarsson]: Tonny Foletta

- [Märta Assarsson]: Tine Medema

- [Gunvald Larsson]: Hans Hoekman

- [Melander, collega van Beck]: Paul van der Lek

- [inspecteur Ullholm]: Tonny Foletta

- [Kollberg, collega van Beck]: Hans Karsenbarg

- [Gun, Kollbergs vrouw]: Irene Poorter

- [Åsa Torell]: Els Buitendijk

- [mevrouw Karlsson]: Gerrie Mantel

- [een Turk]:  Piet Ekel

- [Hjelm]: Willy Ruys

duur: 37'27"

hoorspel:

(deurbel - deur wordt geopend)

Martin: Goede middag, mijn naam is Beck, hoofdinspecteur.

Ture Assarsson: O, ik eh… ik ben Ture Assarsson, een broer van... van de vermoorde. Komt u binnen. Uw collega is er al… (deur dicht) U kunt daar uw jas ophangen… Märta, lieve, hier is hoofdinspecteur Beck.

Märta Assarsson: Mm.

Martin: Van harte gecondoleerd, mevrouw Assarsson.

Märta: Gaat u toch ook zitten, inspecteur.

Martin: Dank u.

Märta: U ook een glas sherry?

Martin: Eh... mevrouw, nee ik, eh... nee.

Märta: Ture, toch, pak even een glas en schenk meneer ‘ns in.

Larsson: Mm. ik vroeg mevrouw Assarsson juist of ze wist waarom haar man maandagavond in de bus zat.

Martin: Aha.

Märta: En ik gaf u hetzelfde antwoord als ik de persoon gaf die zo ontactisch was een paar seconden nadat ik het gehoord had dat ie dood was, dus een paar seconden daarna... die zo ontactisch was mij te ondervragen: dat ik het niet weet.

Martin: Weet u waar uw man eerder op de avond was, mevrouw?

Märta: Ja, dat weet ik. Hij had een avondje met vrienden. We aten om zes uur. Daarna ging ie zich verkleden en om zeven uur ging ie weg.

Larsson: Een avondje met vrienden? Waar en met wie?

Ture: Nou, het was een vereniging van ouwe schoolvrienden. Ze noemden zich de Kamelen. Er waren negen leden die met elkaar in contact zijn gebleven…

Märta: Ja…

Ture: …sinds ze samen op de militaire academie zaten. Ze ontmoetten elkaar doorgaans bij een zakenman thuis, een zekere Sjöberg, op Narvavägen.

Larsson: De Kamelen?

Ture: (lachje) Ja ja, ze begroetten elkaar altijd met “Ha, ouwe kameel!” (lachje) En toen zij ze zichzelf de Kamelen gaan noemen.

Märta: Ja, het is een idealistisch genootschap. Ze doen veel aan liefdadigheid.

Larsson: O. Wat bijvoorbeeld?

Märta: Nou, da’s een geheim. Zelfs wij vrouwen mogen het niet weten. Sommige verenigingen doen dat. Werken sub rosa[1] om zo te zeggen.

Martin: (hoest)

Larsson: Ja...

Märta: Ja...

Larsson: Mevrouw Assarsson, weet u hoe laat uw man van Narvavägen wegging?

Märta: Nou eh... ik kon niet slapen, dus ik eh... stond om twee uur ‘s morgens op om een slaapmutsje te nemen. en toen ik zag dat Gösta nog niet thuis was gekomen, toen... toen belde ik de Cipier op - ja, zo noemen ze meneer Sjöberg - en de Cipier zei dat Gösta om ongeveer half elf weg was gegaan.

Martin: Waar denkt u dat ie met bus 47 naartoe ging, mevrouw?

Ture: (hoest) Ja...

Märta: Ja, hij was natuurlijk op weg naar een zakenkennis van ‘m. Mijn man was altijd erg energiek en werkte hard voor de firma... Dat wil zeggen, Ture hier is ook compagnon, natuurlijk... en het was helemaal niet ongewoon wanneer ie ‘s nachts z’n zaken afhandelde. Als er bijvoorbeeld mensen uit de provincie kwamen die maar één nacht in Stockholm bleven... Eh... eh... m’n glas is leeg, Ture...

Ture: Ach, misschien moest je even wat gaan rusten, lieve. Misschien zou dat toch beter zijn. Denk je ook niet?

Märta: O? Ja, ja misschien... Ach, misschien wel.

Martin: Hebt u kinderen, mevrouw Assarsson?

Märta: Nee, inspecteur Beck, ik heb geen kinderen. Jammer genoeg kon m’n man me geen kinderen geven... Heeft u Amerikaanse ouders, inspecteur Peck?

Martin: Nee! Nee...

Märta: O, ik dacht eh... vanwege uw naam. Peck. Zo Amerikaans... Als inspecteur Peck en Larsson me willen verontschuldigen, ik moet nu gaan. Zo... Nou, tot ziens. Hè hè... ’t was zo gezellig, hè... (verlaat de kamer)

Ture: (hoest)

Larsson: Meneer Assarsson, ik wil een eenvoudig en duidelijk antwoord van u: met wie sliep uw broer?

Ture: Eh... eh... stil... Een momentje... (gaat de deur goed sluiten) Eivor Olsson, een meisje van kantoor. Ja, wilt u vooral zachtjes spreken, inspecteur Larsson? M’n schoonzuster heeft het zo al moeilijk genoeg. Ik bedoel, zoals we hier zitten, zijn we toch mannen van de wereld. Of niet? Wilt u nog een glas sherry?

Melander: Schwerin is overleden.

Martin: Ook dat nog. Dit is een weerzinwekkende dag, werkelijk!

Larsson: En? Heeft Schwerin nog iets gezegd?

Melander: Luister zelf maar. Ik had een taperecorder bij me. (schakelt het toestel in)

Melander: Wie heeft er geschoten?

Schwerin: Dnrk...

Melander: Hoe zag ie er uit?

Schwerin: Sasolson...

Melander: (schakelt uit) En toen was ie dood. Willen jullie het nog ‘ns horen?

Martin: Ja, graag. (Melander schakelt weer in)

Melander: Wie heeft er geschoten?

Schwerin: Dnrk...

Martin: Geen woord te verstaan, nee.

Melander: Hoe zag ie er uit?

Schwerin: Sasolson…

Larsson: Onverstaanbaar.

Martin: Ja, dat is erg jammer.

Melander: Misschien had ik er nog meer uit gekregen als niet eh…

Larsson: Als niet...?

Melander: Een zekere Ullholm - inspecteur Ullholm had dienst in ‘t ziekenhuis op dat moment - en hij besloot zich met de ondervraging te bemoeien. Met een stem als een eh... Nou ja, luister zelf maar.

Melander: Hoe zag ie er uit?

Schwerin: Sasolson…

Ullholm: Is dat het enige wat je met deze ondervraging bereikt? Laat mij maar ‘ns even. Nou moet jij ‘ns goed luisteren, beste man: ik ben inspecteur Ullholm!

Melander: Hij is dood.

Larsson: Nou godverdomme, als ik die stem hoor, moet ik al kotsen. Dat is die gek Ullholm inderdaad! Hoe kan het bestaan dat die gek nog vrij rondloopt? Daar moet iets aan gedaan worden, meteen.

Melander: Ik heb ‘m wel het een en ander gezegd natuurlijk, maar hij reageerde buiten alle proporties.

Larsson: Wat zei ie? Dat je ‘m niet moest kleineren? Dat ie een verzoekschrift zou indienen? Dat ie het nationale politiecorps bij de ombudsman zou aanbrengen? Dat ie de Minister van Justitie zou opbellen?

Melander: Daar kwam het wel op neer, ja. Je kent ‘m blijkbaar.

Larsson: Dat zal waar zijn. Hij heeft me ‘ns gerapporteerd wegens plichtsverzuim.

Martin: Wat had je dan gedaan?

Larsson: “Reet” gezegd...

Martin: O...

Larsson: ...in de wachtkamer van het Klara-bureau. D’r was een stel jongens binnengekomen met een naakte hoer bij zich. Ze was ladderzat en brulde en had zich in de auto de kleren van het lijf gerukt. Ik probeerde ze duidelijk te maken dat ze d’r toch minstens met iets moesten bedekken, een deken om d’r heen slaan of zoiets, voordat ze d’r meenamen naar het hoofdbureau.

Martin: Ja ja.

Larsson: Ullholm beweerde dat ik een nog minderjarig meisje geestelijk letsel had toegebracht door ruwe en beledigende taal uit te slaan. Hij was officier van dienst. Toen vroeg ie overplaatsing naar Solna aan om dichter bij de natuur te zijn.

Martin: Bij de natuur?

Larsson: Ja. (lacht) Z’n vrouw, denk ik.

Martin: (lacht)

Larsson: Maar nou is die gek weer teruggeplaatst blijkbaar. Levensgevaarlijk. Hij zal Melander ook wel aangeven, wegens plichtsverzuim.

Melander: Hij zei zoiets, ja.

Martin: Laat nog ‘ns horen.

Larsson: Het waren goeie vragen, overigens.

Melander: Hij was maar een halve minuut bij bewustzijn. Toen overleed ie.

Martin: Laat ‘ns horen.

Melander: Wie heeft er geschoten?

Schwerin: Dnrk...

Melander: Hoe zag ie er uit?

Schwerin: Sasolson...

Martin: Wat kan die nou toch zeggen?

Larsson: Mm. Wat denk jij dat ie zegt, Melander? Jij was d’r bij.

Melander: Nou, ik geloof dat ie de vragen begrijpt en d’r antwoord op probeert te geven.

Larsson: En?

Melander: Dat ie de eerste vraag negatief beantwoordt. Bijvoorbeeld met “ik weet het niet” of “ik heb ‘m niet herkend”.

Larsson: Mm. Hoe kun je dat in godsnaam uit dat gekreun opmaken?

Martin: Ja, hoe kom je tot die conclusie?

Melander: Nou ja, ik... ik kreeg zo’n beetje de indruk.

Larsson: Mm. Ja, en dan?

Melander: Op de tweede vraag antwoordt ie duidelijk Sasolson.

Larsson: Dat hoor ik, maar... maar wat bedoelt ie?

Martin: Misschien eh...Samuelsson, of Salomonsson.

Melander: Nee, hij zegt Sasolson.

Larsson: Ja. Maar niemand heet zo?

Martin: Dat kunnen we toch controleren. Die naam kan toch bestaan?

Melander: Ondertussen...

Martin: Ja?

Melander: Ondertussen moeten we deze tape naar een deskundige sturen om ‘m te laten analyseren. Als onze eigen jongens d’r niks van kunnen maken, kunnen we de radio inschakelen. Hun geluidstechnici beschikken over alle mogelijke apparatuur. Ze kunnen de geluiden op het bandje van elkaar scheiden en verschillende snelheden uitproberen.

Martin: Ja, da’s een goed idee.

Larsson: Maar veeg in godsnaam eerst Ullholm weg, anders worden we ‘t lachertje van heel Zweden.

Martin: Okay. Waar is Lennart?

Melander: Op z’n bureau.

Kollberg: Zo, ben je daar? De grote detective “het publiek” is weer hard voor jou aan het werk: honderden telefoontjes. “O meneer, als ik me niet vergis, ik geloof heus dat ik in dezelfde bus heb gereden.” (telefoon) Mm, daar heb je d’r weer een... (neemt op) Inspecteur Kollberg… O, u hebt de heer Stenström gezien? Waar?... O, wacht ‘ns even...

Martin: Mm?

Kollberg: Martin, dit is iets.

Martin: Is er wat?

Kollberg: Ja, deze man lijkt heel zeker van z’n zaak. Hij zegt dat Stenström links achter de bestuurder zat.

Martin: Dat klopt.

Kollberg: Ja. En dat kan ie niet uit de krant weten. Zal ik ‘m laten komen?

Martin: Ja, natuurlijk.

Kollberg: Ja, dan moet ie wel die verrekte foto’s doornemen.

Martin: Niets aan te doen. Zeg het ‘m maar niet van te voren.

Kollberg: Mm... Hallo, meneer, wilt u zo vriendelijk zijn vanmiddag even langs het bureau te komen?... Eh... ja, ja afgesproken... (legt neer) Hij is bij Djurgårdsbron ingestapt, voorbij het park. En toen zat Stenström d’r al volgens hem.

Martin: Mm.

Kollberg: Nou, misschien herkent ie één van de anderen. Maar ik ben bang, Martin, dat ie het geen prettig werkje zal vinden.

Martin: Nee, dat denk ik ook niet.

Kollberg: De kranten klagen dat ze nog geen foto hebben gekregen van de man die nog niet geïdentificeerd is.

Martin: Nou, je weet zelf hoe z’n foto d’r uit zou zien.

Kollberg: Jazeker, maar...

Martin: Nou, wacht, wacht nou even, wacht nou even, we kunnen misschien alleen de beschrijving geven. Eh… tussen de 35 en de 40, lengte 1,70 meter, gewicht 250 pond... nee, 152 pond, ik vergis me natuurlijk, 152 pond. Eh... schoenmaat 42. Bruine ogen. Donkerbruin haar. Litteken van blindedarmoperatie. Bruin haar op borst en buik. Eh... o ja, litteken van ouwe wond op enkel. Tanden... Nou, nee, nee, dat haalt helemaal niks uit.

Kollberg: Ik zal het doorsturen.

Martin: We zijn in elk geval te weten gekomen dat Stenström al in die bus zat die langs Djurgårdsbron kwam. Dus, hij moet uit het park zijn gekomen.

Kollberg: Ja, wat voerde hij daar in hemelsnaam uit? ‘s Avonds, in dat weer?

Martin: Ja, en dan ben ik nog wat te weten gekomen: dat ie blijkbaar die verpleegster helemaal niet kende.

Kollberg: Weet jij dat heel zeker?

Martin: Nee. Melander heeft ook wat ontdekt.

Kollberg: Wat dan?

Martin: Dat geluid, dat eh... dnrk, weet je wel, aan het begin... betekent: ik heb ‘m niet herkend. Om van die Sasolson maar te zwijgen. We maken grote vorderingen, mijn god, mijn god, wat een rotdag!

Kollberg: (komt binnen) Dag! Hoe gaat het met je Spaanse cursus?

Gun Kollberg: Ja, die kon ik wel op m’n buik schrijven, natuurlijk. Idioten om te denken dat je ook maar iets kunt maken als je met een politieman getrouwd bent.

Kollberg: (lachje) Staat je goed, die kimono. Mm... beetje kort.

Gun: ‘t Is al over elven! Waarom blijven jullie niet allemaal gezellig bij mekaar op het bureau wonen? Ben je niet vreselijk moe?

Kollberg: ‘k Ga een douche nemen. Laten we hopen dat de buren niet zo stom zijn om de politie te bellen, omdat ik nog zo laat douch… (gaat naar de douchecel)

Gun: Je wordt dik!

Kollberg: Dat lijkt maar zo.

Gun:’k Heb je in geen eeuwen gezien. Schiet het goed op?

Kollberg: Slecht.

Gun: Nou, zeg, het is toch helemaal te gek dat iemand zomaar midden in de stad negen mensen in een bus dood kan schieten en dat de politie niks slimmers kan bedenken dan een massa bespottelijke invallen te doen.

Kollberg: O, ja... ja... ‘t is te gek, ja.

Gun: Zeg, is er nog iemand behalve jij die in geen zesendertig uur thuis is geweest?

Kollberg: ‘k Denk het wel.

Gun: Ho, nou, dat was kort.

Kollberg: Waar is mijn eh...

Gun: Hier. Hier, kom maar… Wat kijk je naar me?

Kollberg: (lachje)  Zomaar.

Gun: Zomaar?

Kollberg: (rilt van de kou) Zo.  Zeg, eh...

Gun: Ja?

Kollberg: Wil jij wat voor me doen?

Gun: Maar natuurlijk.

Kollberg: Ga daar eens gaan staan. Nee... ja, daar ja.

Gun: Hier?

Kollberg: Ja.

Gun: En nu?

Kollberg: Leuke kimono. Erg leuk.

Gun: Heb je al gezegd.

Kollberg: Kleed je uit...

Gun: Langzaam... of vlug?

Kollberg: Langzaam.

Gun: Zo... En nu?

Kollberg: Draai je om.

Gun: (lachje)

Kollberg: Ach... jij bent mooi!

Gun: Dank je. Moet ik eh... zo blijven staan?

Kollberg: Nee. Nee, de voorkant is beter.

Gun: (lacht)

Kollberg: Zeg... Kun jij op je handen staan?

Gun: Nou, ik eh... ik kon het wel, maar eh... dat was voordat ik jou ontmoette. Ja, en daarna was er nooit meer een reden om het te doen, hè. Zal ik het weer ‘ns proberen?

Kollberg: Ja, je hoeft er geen moeite voor te doen, hoor.

Gun: Ik kan het wel, als je ‘t wilt. (gaat op haar handen staan)

Kollberg: (lacht)

Gun: Wil je dat ik zo blijf staan?

Kollberg: Nee... nee, dat is niet nodig.

Gun: Ja, ik doe het graag. hoor, als je ‘t leuk vindt.

Kollberg: (lacht)

Gun: Ze zeggen dat je na een tijdje flauwvalt. En... in dat geval kun je natuurlijk beter een... een doek of zo over me heen leggen.

Kollberg: Nee, kom maar weer naar beneden.

Gun: Aaah... Zo dan.

Kollberg: Stel dat ik zo een foto van je wou nemen... Wat zou jij daar dan van zeggen?

Gun: Wat... wat bedoel je met zo... Naakt?

Kollberg: Eh... ja.

Gun: Terwijl ik op m’n handen sta?

Kollberg: Ja. Bijvoorbeeld.

Gun: (lachje) Je hebt niet eens een fototoestel.

Kollberg: Nee, maar dat doet er niet toe.

Gun: Ah, natuurlijk kun je dat doen als je dat wilt. Je kunt met mij verdomme alles doen wat je wilt. ‘k Heb je ‘t twee jaar geleden al gezegd... Zeg, wat wou jij eigenlijk met die foto’s gaan doen?

Kollberg: Dat is nou juist de vraag.

Gun: Ja! En mag ik nou vragen wat dit in godsnaam te betekenen heeft? Als je toevallig zin hebt om met me te vrijen, dan staat er een comfortabel bed in de slaapkamer. En eh… als het je te veel moeite is die afstand te lopen, dan is dit kleed ook eersteklas hoor, lekker zacht, zelf gemaakt.

Kollberg: (lachje) Stenström had een heleboel van zulke foto’s in de la van zijn bureau.

Gun: Op kantoor?

Kollberg: Ja.

Gun: Van wie?

Kollberg: Van zijn meisje.

Gun: Åsa?

Kollberg: Ja.

Gun: Huh. ‘t Zal geen feest voor het oog geweest zijn.

Kollberg: Mm, dat zou ik niet willen zeggen.

Gun: Mmm!

Kollberg: De vraag is: waarom?

Gun: Doet het er iets toe?

Kollberg: ‘k Weet het niet, ik kan het niet verklaren.

Gun: Ja, misschien wilde ie d’r alleen maar naar kijken.

Kollberg: Ja, dat zei Martin ook.

Gun: Nou, ‘t lijkt me veel praktischer om eh... gewoon thuis af en toe ‘ns te gaan kijken.

Kollberg: Ja, natuurlijk. Maar Martin is ook niet altijd zo snugger, hoor. Hij maakt zich bijvoorbeeld zorgen om ons. Dat kan ik aan z’n gezicht zien.

Gun: Om ons? En waarom?

Kollberg: Omdat ik vrijdagavond alleen uit ging, denk ik. En omdat ik zo lang op kantoor blijf zitten.

Gun: Heeft ie zelf geen vrouw?

Kollberg: O jawel, jawel, en wat voor een. Zeventien jaar geleden kwam ie d’r op een midzomernachtfeest tegen. Hij heeft ‘r ter plekke zwanger gemaakt en toen moest er natuurlijk heel vlot getrouwd worden, en al die zeventien jaar heeft ie d’r spijt van gehad.

Gun: Arme Martin...

Kollberg: Arme mevrouw Beck! Begrijp je nu waarom ik er een heel jaar over na moest denken of ik ja dan nee zou trouwen?

Gun: Nee, dat begrijp ik nog steeds niet.

Kollberg: Mm!

Gun: Twintig jaar lang - ja, zo beweer je tenminste - ben je op zoek naar het juiste meisje en dan kom je d’r eindelijk tegen, en dan heb je nog een heel jaar nodig om d’r over na te denken.

Kollberg: Maar ik heb er dan ook absoluut geen spijt van. (ze lachen) Jij bent precies wat ik wilde... Maar... toch klopt er iets niet. Met Stenström, en die foto’s.

Gun: Ja, waarom niet? Je weet hoe mannen toch zijn. Eh... was ze aantrekkelijk op die foto’s?

Kollberg: Ja.

Gun: Erg?

Kollberg: Ja... ja.

Gun: Je weet wat ’k nu eigenlijk zou moeten zeggen.

Kollberg: Ja.

Gun: Maar ‘k zeg het niet.

Kollberg: Nee, dat weet ik ook.

Gun: Zeg, eh… wat Stenström aangaat: hij wou ze waarschijnlijk aan z’n vriendjes laten zien, om op te scheppen.

Kollberg: Nee, dat klopt niet. Zo was ie niet.

Gun: Ja, waarom zit je d’r zo over in?

Kollberg: Ja, dat weet ik niet. Ik… ik denk omdat er verder helemaal geen aanwijzingen zijn.

Gun: Ja, noem je dit een aanwijzing? Denk je dat iemand Stenström doodschoot vanwege die foto’s? Maar, ja, als dat zo is, waarom zou die dan er nog acht mensen bij vermoorden?

Kollberg: Precies. Een goeie vraag... Nou, laten we naar bed gaan.

Gun: Schitterend idee! Zeg, ik maak eerst eventjes de fles voor het kleintje, hè. Het duurt maar dertig seconden volgens de aanwijzingen op het pakje. En dan kom ik wel bij je in bed of op de grond of in bad of waar je maar verdomme wil.

Kollberg: In bed graag!

Gun: Zeg, Lennart...

Kollberg: Ja?

Gun: Hoe oud is Åsa?

Kollberg: Vierentwintig.

Gun: (lachje) De seksuele activiteiten van vrouwen culmineert tussen haar negenentwintigste en tweeëndertigste, zegt Kinsey.

Kollberg: O? En bij mannen?

Gun: (lachje) Bij achttien.

Kollberg: Wat een ouwehoer, die Kinsey!

Gun: Ha, maar bij mannen ligt het individueler, als dat een troost voor je is... Hè, verdikkeme, is ‘t nou nog niet klaar?

Kollberg: Zeg, wat sta je nou toch te mompelen?

Gun: Dertig seconden! Wat een vuile leugenaars!

Martin: (hoest)

Inga Beck: Je maakt het hele huis nog wakker met je gesnotter en je gehoest.

Martin: ‘t Spijt me.

Inga: Waarom lig je nou midden in de nacht te roken? Je hebt toch al zo’n rauwe keel.

Martin: Het spijt me dat ik je wakker heb gemaakt.

Inga: O, dat geeft niet. Hoofdzaak is dat je niet weer longontsteking krijgt. Je moest morgen maar ‘ns een keer thuisblijven.

Martin: (hoest) Dat gaat niet zo goed.

Inga: Onzin! Als je ziek bent, dan moet je niet gaan werken. Je bent niet de enige politieman. Bovendien, je moet slapen en niet die ouwe rapporten gaan liggen lezen. Je lost er die taximoord toch niet mee op. Hè, het is al half twee, laat die ouwe papiertroep toch liggen en doe het licht uit.

Martin: Je vergist je, dit zijn de post mortem-rapporten van de busmoord.

Inga: O...

Martin: Ja.

Inga: Nou ja, gisteren of eergisteren zat je in ieder geval nog met je neus in die zaak die nooit is opgelost van die eh... die… die... die roofmoord op die taxichauffeur. (spotlachje) Nota bene van twaalf jaar geleden! Da’s nou toch zeker werk zoeken, hè.

Martin: Ga jij nou maar weer slapen. Terusten.

Inga: (zucht) Welterusten. (verlaat de kamer)

Martin: (hoest) Ouwe papiertroep... (spotlachje - draait een nummer - hoest)

Larsson: Met... met Gun Kollberg.

Martin: Ja... hallo, is eh... is... is Lennart daar?

Larsson: Ja! Dichter bij dan je denkt…

Kollberg: Ja... ja, wat is er?

Martin: Eh... eh... eh... stoor ik jullie?

Kollberg: Ja! Zo zou je ‘t wel kunnen noemen, ja. Wat is er verdomme nou weer?

Martin: Weet jij nog de vorige zomer, vlak na die parkmoorden?

Kollberg: Ja, wat is daarmee?

Martin: We hadden toen niks speciaals te doen, hè, en Hammar zei dat we die eh... ouwe onopgeloste zaken nog maar ‘ns door moesten nemen. Kun je je dat nog herinneren?

Kollberg: Ja, natuurlijk, dat weet ik nog donders goed. Waar wil je heen?

Martin: Nou, ik ging toen die taximoord in eh... Borås na, en jij werkte aan die ouwe uit Östermalm die zeven jaar geleden spoorloos verdween.

Kollberg: Ja. Bel je nou alleen maar om dat te zeggen?

Martin: Nee... Eh... weet jij waar Stenström toen aan werkte? Hij was net terug van vakantie.

Kollberg: Geen flauw idee. Ik dacht dat ie ‘t jou wel verteld had.

Martin: Nee, daar heeft ie het nooit over gehad met mij.

Kollberg: Nou, dan moet ie het Hammar verteld hebben.

Martin: Ja. Ja, natuurlijk, ja. Je hebt gelijk, ja. Nou jongens, tot kijk dan, eh... neem me niet kwalijk dat ’k jullie wakker gemaakt heb, hè.

Kollberg: Ach, val dood, jij. (verbreekt de verbinding)

Martin: Ze zijn klaar met het ballistisch onderzoek.

Kollberg: En?

Martin: Ze denken dat ze ‘t wapen geïdentificeerd hebben.

Kollberg: Oh.

Martin: Mm.

Larsson: Een machinepistool. Bij het leger liggen d’r duizenden in onbewaakte militaire depots. Ze kunnen ze net zo goed gratis aan inbrekers uitdelen. Dat bespaart ze de moeite van elke week nieuwe hangsloten aan te brengen. Zodra ik een half uurtje vrij kan maken, ga ik de stad in om d’r een stuk of zes te kopen.

Martin: Het is niet helemaal wat jullie denken. Model 37 Suomi-type.

Melander: Werkelijk?

Martin: Ja.

Larsson: Oude soort, met die houten kolf? Ik heb die sinds ‘40 niet meer gezien.

Kollberg: Worden die in Finland gemaakt of hier onder licentie?

Martin: Fins. Die jongen die belde zei dat ze daar zo goed als zeker van waren. Ouwe munitie heeft ie ook gebruikt. Da’s gemaakt in de naaimachinefabriek van Tikkakoski.

Kollberg: M 37, met een munitiekamer van 70. Ah, wie zou daar vandaag de dag nog eentje van hebben?

Larsson: Niemand. Vandaag de dag ligt dat rotding op de bodem van de haven, drie meter diep. Wat dacht je? Dat ie d’r mee is blijven rondlopen?

Martin: Vermoedelijk. Maar wie kan er vier dagen geleden een gehad hebben?

Larsson: Een of andere krankzinnige Fin. Nou, met de hondenwagen d’r op uit om alle krankzinnige Finnen hier in de stad op te ruimen. Verdomd leuk werk.

Kollberg: Zullen we d’r iets over tegen de pers zeggen?

Martin: Nee nee, geen denken aan. ‘t Is de eerste aanwijzing. Hoe lang zullen we moeten wachten op de volgende? Wat eh... heb je daar, Melander?

Melander: De samenvatting van de psychologen.

Martin: Aha.

Larsson: Zo. Met wat voor briljante theorieën komen ze nou weer voor de dag? Dat onze arme massamoordenaar tijdens z’n puberteit een keer uit de bus is gezet, omdat ie de rit niet kon betalen? Een gebeurtenis die zulke diepe littekens in z’n ...

Martin: Helemaal niet leuk, Gunvald.

Kollberg: Wat maak jij uit dat vonnis op, Melander?

Melander: In Zweden zijn er geen precedenten, tenzij we teruggaan tot het bloedbad van Nordlund op het stoomschip Prins Carl. Dus hebben ze hun onderzoek moeten baseren op Amerikaanse rapporten die de laatste tientallen jaren opgesteld zijn. In tegenstelling tot ons hebben de Amerikaanse psychologen geen gebrek aan materiaal. In deze samenvatting wordt genoemd: de Wurger van Boston, Speck die in Chicago acht verpleegsters wurgde, Whitman die vanuit een toren zestien mensen doodschoot en er nog veel meer verwondde, Unruh die de straat oprende en dertien mensen neerschoot in New Jersey, en nog een paar waarover jullie waarschijnlijk wel gelezen hebben.

Larsson: Massamoorden schijnen een Amerikaanse specialiteit te zijn.

Melander: Ja. En in deze samenvatting worden daar een aantal aannemelijke theorieën over gegeven.

Kollberg: De overwinning van het geweld, de op carrière beluste samenleving, de verkoop van vuurwapens via postorderbedrijven, de meedogenloze oorlog in Vietnam.

Melander: Onder andere.

Kollberg: ‘k Heb ergens gelezen dat op elke duizend Amerikanen er één of twee potentiële massamoordenaars zijn. Maar vraag niet hoe ze tot die conclusie kwamen.

Larsson: Marktonderzoek. Weer een Amerikaanse specialiteit. Ze gaan huis aan huis de mensen vragen of ze zich kunnen voorstellen dat ze ooit een massamoord zouden plegen. Nou, twee op de duizend zeggen: “O ja, dat zou best leuk zijn.”

Martin: God, Gunvald, wat ben je toch een grapjas.

Kollberg: Wat hebben jouw psychologen over het karakter van de massamoordenaar te zeggen, Melander?

Melander: Eh... hij is waarschijnlijk niet ouder dan dertig, vaak verlegen en gereserveerd, maar de mensen in z’n omgeving vinden ‘m fatsoenlijk en ijverig. Het is best mogelijk dat ie drinkt, maar gewoonlijk behoort ie tot de geheelonthouders. Hij is waarschijnlijk klein van postuur of is misvormd, of heeft een andere fysieke mismaaktheid die hem van gewone mensen onderscheidt. Hij speelt een onbetekenende rol in de samenleving en is onder moeilijke omstandigheden opgegroeid. In veel gevallen zijn z’n ouders gescheiden of is ie wees en is ie ernstig gefrustreerd geraakt. Vaak heeft ie tevoren geen ernstig misdrijf gepleegd... Dat is gebaseerd op een verzameling feiten die aan het licht zijn gekomen tijdens ondervragingen en mentale onderzoeken van Amerikaanse massamoordenaars.

Larsson: Deze massamoordenaar moet wel hartstikke knettergek zijn. Heeft niemand dat dan in de gaten voordat ie de straat oprent en een hoop mensen neerknalt?

Melander: Een psychopaat is iemand die volkomen normaal kan lijken tot het moment waarop iets bij toeval z’n abnormaliteit in werking zet

Kollberg: Ja ja...

Melander: Psychopathie houdt in dat één of meer trekken bij deze persoon abnormaal ontwikkeld zijn, terwijl ie in ander opzicht volkomen normaal is, bijvoorbeeld wat z’n aanleg of werkkracht betreft. En de meeste mensen die plotseling en roekeloos en ogenschijnlijk zonder enig motief een massamoord begaan, worden door buren en vrienden beschreven als vriendelijk en beleefd, de laatste van wie je zou denken dat ze tot zoiets in staat waren. In verscheidene gevallen hebben massamoordenaars verteld dat ze zich al enige tijd van hun kwaal bewust waren en geprobeerd hebben hun destructieve drang te onderdrukken. Tot ze d’r ten slotte aan toegaven. Een massamoordenaar kan aan vervolgingswaanzin lijden, of aan grootheidswaanzin, of een ziekelijk schuldcomplex hebben. Het is niet ongewoon dat hij z’n optreden verklaart met te zeggen dat hij beroemd wou worden en z’n naam in grote koppen in de kranten wou zien. Bijna altijd liggen wraakgevoelens of zelfbevestiging aan het misdrijf ten grondslag. Hij voelt zich gekleineerd, verkeerd begrepen en slecht behandeld. Hij kampt praktisch altijd met grote seksuele moeilijkheden.

Kollberg: Die Whitman die in Austin vanuit z’n toren zo’n hoop mensen neerschoot, hè... Nou, gisteren heb ik een boek over ‘m gelezen. Daarin legt een Oostenrijkse hoogleraar in de psychologie uit dat Whitman in werkelijkheid met het probleem zat dat hij met z’n moeder naar bed wou.

Larsson: O...

Martin: Mm.

Kollberg: In plaats van haar met z’n penis te doorboren, schreef ie, stak ie haar met een mes. Mijn geheugen is niet zo goed als dat van Melander, maar ik geloof dat de laatste zin van het boek zo was: “Toen beklom hij de loodrechte toren - duidelijk fallisch symbool - en spoot z’n dodelijk zaad als pijlen van liefde over moeder aarde.”

Larsson: Gooi maar in m’n pet! Dan is die bus zeker ook een sekssymbool, horizontaal dan.

Martin: Ik neem die samenvatting vanavond dan wel mee naar huis, Melander, dan kan ik het in alle rust en vrede lezen, zonder van die zogenaamd grappige opmerkingen aan te horen.

Melander: En wat wil je dat ik ga doen?

Martin: Ga jij maar eh... met die hospita van die Algerijn praten, mevrouw Karlsson.

(deur wordt geopend)

Melander: Kan ik mevrouw Karlsson even spreken?

stem: Mevrouw Karlsson niet thuis. Gauw terug.

Melander: Mm. Dan eh... wacht ik hier wel. Kende u Mohammed Boussie die hier gewoond heeft?

stem: Ja. Heel vreselijk. Afschuwelijk. Hij mijn vriend was, Mohammed.

Melander: Bent u ook Algerijn?

stem: Nee, Turk. U ook vreemdeling?

Melander: Nee nee, Zweed.

stem: Oh.

Melander: Ik ben van de politie. Ik zou graag even rond willen kijken, als u het niet erg vindt. (deur dicht) Is er nog iemand anders thuis?

stem: Nee. Ik alleen. Ik ziek... (opent een deur) Kamer van mevrouw Karlsson... Mag niet naar binnen... Keuken. Mag niet in de keuken.

Melander: Hoeveel kamers zijn hier?

stem: Kamer van mevrouw Karlsson, en keuken, en onze kamer. en de WC, en de kleerkast.

Melander: Dat wil zeggen twee kamers en een keuken.

stem: U... onze kamer kijken? Kom. Mag gerust komen kijken. (opent een deur) O... pardon asjeblieft, niet erg netjes hier.

Melander: Slaapt u hier met z’n zessen?

stem: Nee, met acht. Kijk: onderschuifbed. Twee van deze. Mohammed sliep in dat bed.

Melander: Wie zijn de andere zeven? Ook Turken?

stem: Nee, wij drie Turken, twee - één Arabier, twee uit Spanje en één uit Finland. En de nieuwe. Hij is een Griek.

Melander: Eet u hier ook?

stem: Nee. Koken mag niet. Keuken gebruiken mag niet. Elektrisch kookplaatje in de kamer mag niet. Mogen niet koken, mogen geen koffie zetten.

Melander: Hoeveel huur betaalt u?

stem: Wij betalen 350 kronen ieder.

Melander: Per maand?

stem: Ja.

Melander: Dat is veel.

stem: Elke maand 350 kronen. Maar ik veel verdienen. 170 kronen in de week. Ik vrachtwagenchauffeur. Eerst werk ik in restaurant en verdien niet goed, nee.

Melander: Weet u of Mohammed Boussie nog familie had, ouders of broers of zusters?

stem: Nee. Ik niet weten. Wij waren goed vrienden, maar Mohammed zei nooit veel. Hij was erg bang.

Melander: Bang?

stem: Eh... niet bang... Hoe zal ik zeggen, eh... eh... verleugen... eh… verleugen.

Melander: O, verlegen? O ja.

stem: Ja! Ja!

Melander: Weet u hoe lang ie hier al woonde?

stem: Nee. Weet niet. Ik hier vorige maand gekomen, en Mohammed, hij woonde hier al.

Melander: Wanneer komt mevrouw Karlsson terug?

stem: Ik weet niet. Gauw.

Melander: Mevrouw Karlsson, ik wou u iets vragen...

Karlsson: Ja, ik kan u wel vertellen dat het geen lolletje is als arme ouwe vrouw een huis van mannen te hebben, en buitenlanders nog wel, hè. Maar eh... wat moet een arme behoeftige weduwe anders doen?

Melander: Tja.

Karlsson: En die Mohammed, hè, die was me nog een maand huur schuldig. Zou u d’r nou voor kennen zorgen dat ik die krijg? Hij had geld op de bank staan, hoor.

Melander: Wat had u voor indruk van Mohammed?

Karlsson: Eh... nou, voor een Algerijn was ie echt erg aardig, ja. Meestal zijn ze... vies en onbetrouwbaar, weet u. Maar hij was aardig, en rustig, en hij wist zich netjes te gedragen. Hij dronk niet en ik geloof ook niet dat die meissies meenam, hoor, maar zoals ik al zei: hij was me een maand huur schuldig, en...

Melander: Weet u of ie nog familie had?

Karlsson: Eh... hij had een getrouwde zuster in Parijs, ja. Ja, die schrijft ‘m brieven, maar eh... kan ’k geen wijs uit, die zijn in het eh... Arabisch geschreven, hè. Wil u nog een glaasje port?

Melander: Nee, dank u mevrouw, echt niet.

Karlsson: Nou, ik heb alle dingen van Mohammed in een koffer laten doen. Die ken u meenemen.

Melander: En die brieven?

Karlsson: Ja, die zitten d’r ook bij. Ja, da’s niet meer dan m’n plicht, vind ik, hè, om de politie te helpen. Maar wil u van uw kant niet vergeten dat ik nog een hele maand huur van Mohammed te goed heb? Ja, zo gemakkelijk is ‘t tegenwoordig niet om de eindjes aan mekaar te knopen, hè, en ik as weduwe, ik moet overal zelf voor opdraaien, nietwaar. En dan komt daar nog bij dat...

Melander: Ik heb met mevrouw Karlsson gesproken.

Larsson: En?

Melander: Ik heb begrepen dat ze nogal arm en behoeftig is. Tenslotte strijkt ze maar zo’n drieduizend kronen huur per maand op.

Larsson: O ja?

Melander: Ja, en daarom zou ze graag zien dat wij nog even een maand huur overmaakten. Die schijnt Mohammed haar schuldig te zijn. Anders kan ze d’r port niet betalen.

Larsson: Mijn God, wat een teef!

Melander: Nee hoor, ze wou graag helpen bij het onderzoek. Dat ziet ze als haar plicht.

Larsson: Wat ga je nou doen?

Melander: Dat weet ik nog niet.

Larsson: Weet je nog niet? Zou je niet ‘ns helpen bij het onderzoek?

Melander: Zeker, maar eh…

Larsson: Maar wat?

Melander: Nou, dat wou ik net zeggen: maar wat?

Larsson: D’r zijn negen mensen vermoord en wij zitten hier te nietsnutten. We zijn toch speurders, of niet?

Melander: Jazeker.

Larsson: Nou, speur dan in godsnaam.

Melander: Waar?

Larsson: Dat weet ik niet. Doe iets.

Melander: Wat ben je zelf aan ‘t doen?

Larsson: Ziet je dat niet? Ik ben dat psychologische geouwehoer aan ‘t lezen dat jij en die dokters uit jullie duim hebben gezogen.

Melander: Waarom?

Larsson: Dat weet ik niet. Hoe kan ik alles weten?... Evengoed, dit is niet te geloven. De mensen wennen aan alles. Sinds dat bloedbad is er nog geen maand verlopen. Eén maand en ze zijn het alweer vergeten.

Melander: Ja, misschien wel zo goed. Geen nutteloze tips meer.

Larsson: Ja...

Melander: Het onderzoek schiet anders niet erg op, hè?

Larsson: Wat je zegt!

Melander: ‘t Sneeuwt alweer.

Larsson: Ja. De eerste dronken kerstman hebben ook alweer binnen gehad. Op Maristorget werden twee agenten bijna door het publiek gelyncht, omdat ze d’r één in de goot lieten vallen. Je kent dat wel. Gillende kinderen d’r omheen, gooien met sneeuwballen. En één van die agenten kreeg de pest in, omdat ie zo’n klomp ijs tegen z’n oog kreeg. Hij sloeg lukraak met z’n gummiknuppel in het rond en natuurlijk raakte ie een nieuwsgierige ouwe man. ‘t Zag er natuurlijk niet zo leuk uit en van het een kwam het ander.

Melander: Ja. In alle klassen bestaat een latente afkeer van de politie. D’r is maar een kleine aanleiding nodig om tot een uitbarsting te komen.

Larsson: Ja. En hoe komt dat?

Melander: Dat komt omdat de politie een noodzakelijk kwaad is. Iedereen, zelfs beroepsmisdadigers, weet dat je je plotseling in situaties kan bevinden waarin alleen de politie uitkomst kan brengen. Als een inbreker ‘s nachts wakker wordt en hij hoort gerammel aan de kelderdeur, wat doet ie dan? Dan belt ie de politie, natuurlijk. Maar zolang de eigenlijke situaties zich niet voordoen, reageren de meeste mensen met angst of verachting als de politie in hun bestaan ingrijpt. Hoe dan ook.

Larsson: Mm. Dat is dan wel de laatste strohalm, als we onszelf als een noodzakelijk kwaad moeten zien. (telefoon)

Melander: (neemt op) Melander.

Hjelm: Met Hjelm. Hoe gaat het?

Melander: Slecht, om de waarheid te zeggen.

Hjelm: Mm. Zeg, die vent zonder gezicht: niemand schijnt ‘m te missen, hè?

Melander: Je wilt toch niet zeggen dat je iets nieuws over ‘m te weten bent gekomen?

Hjelm: Ja. We hebben ‘m hier in het lab nog ‘ns goed bekeken, geprobeerd een meer gedetailleerd beeld van ‘m te krijgen. Ja, dan komen we meer over z’n leven te weten. Ik geloof wel dat we d’r in geslaagd zijn ‘m een bepaald karakter te geven.

Melander: Je meent het.

Hjelm: Jazeker. Het resultaat is beter dan we verwachtten.

Melander: Prachtig.

Larsson: Strooplikker! Zit die verwaande zeiker niet zo op te poetsen.

Melander: Je kan me zeker nog niet vertellen…

Hjelm: O ja ja, zeker wel. Ja, daarom bel ik juist. Z’n tanden bijvoorbeeld, hè. De vullingen zijn zo slecht, ik geloof niet dat dat het werk van een Zweedse tandarts kan geweest zijn. Maar ja, daar wou ik het eigenlijk niet over hebben.

Melander: Da’s op zich al heel wat.

Hjelm: Eh... z’n kleren… Z’n pak is gekocht in één van die Hollywood-zaken hier in Stockholm. ‘t Was vuil. ‘t Was vast nog nooit naar een stomerij geweest. Ik geloof dat ie ‘t een hele tijd dag in dag uit gedragen heeft.

Melander: Hoe lang?

Hjelm: O, een jaar, naar schatting.

Melander: Mm. Heb je nog iets gevonden?

Hjelm: Ja. In het borstzakje: kruimels hasjiesj gevonden. En in de rechter broekzak korrels fijngewreven Preludine-tabletten. Een bepaalde test bij de lijkschouwing wijst uit dat de man verslaafd was. Bovendien had hij eh… gonorroe, in vergevorderd stadium.

Melander: Mm. Ruikt naar de onderwereld, hè?

Hjelm: Ja, ja. Ja, maar, het gekke is: we hebben z’n vingerafdrukken niet in het archief.

Melander: Misschien kwam ie uit het buitenland.

Hjelm: O, da’s heel goed mogelijk. Nou ja, zie maar eh… wat je met deze informatie kunt doen.

Melander: Ja, je wordt bedankt. Goed werk, ‘k kan niet anders zeggen. We kunnen dit mondeling laten rondgaan onder verklikkers en bekende verslaafden, via het drugteam en de sociale werkers.

Hjelm: Mm.

Melander: Maar ja, niet dat ik er zo erg veel van verwacht, maar wat kunnen we anders doen, hè? Tot ziens, en nogmaals bedankt. (legt neer)

Larsson: Zeg, wat die vent betreft: ik kreeg ook nog een tip binnen. Nou ja, een tip…

Melander: Wat dan?

Larsson: Een vrouw uit Hägersten. Ze belde op en vertelde dat ze naast een garage woont waar een massa vreemdelingen samenkomt.

Melander: Nou en?

Larsson: Nou, ‘t is daar meestal een vrij lawaaiige boel. Rumoerig, zei ze. En één van de rumoerigste was een kleine donkere man van een jaar of vijfendertig. Zijn kleren beantwoordden min of meer aan de beschrijving in de kranten, zei ze, en nou zag ze ’m helemaal niet meer. Ja, d’r lopen wel tienduizend mensen in zulke kleren rond, dus die tip is voor negenennegentig procent waardeloos, veel te vaag. Bovendien leek ze allesbehalve zeker van d’r zaak. Maar ja, nou ik van die verwaande kwast van een Hjelm hoor dat het waarschijnlijk een buitenlander was... En aangezien ik toch niets te doen heb...

Melander: Je klinkt erg geïnspireerd vandaag.

Larsson: Kan je ‘t me kwalijk nemen?

???

script gemaakt door Marc Van Cauwenberghe, aangevuld en bijgewerkt door Herman Van Cauwenberghe (12/2007)

h.cauwenberghe@chello.nl

Dit script is het werk van een hoorspelliefhebber die geen enkel financieel gewin op het oog heeft. Niets van deze tekst mag gepubliceerd of in een website verwerkt worden. Hij mag alleen gebruikt worden om te lezen bij beluistering van het hoorspel. Wie vindt dat hiermee iemands rechten worden geschonden, neemt contact op met Herman Van Cauwenberghe, die er meteen zal mee ophouden het script aan eventuele belangstellenden door te geven.

[1] in vertrouwen

Tip

Onder de knop "Hoorspelen" vind je het eerste, tweede en derde deel van De geschiedenis van het hoorspel, een realisatie van Léon Povel.

Verder bestaat onder deze knop de mogelijkheid om per hoorspel door te klikken naar de Wikipedia: voor elke hoorspelfiche die ik maakte, heb ik hier een link voorzien.

jolux-webdesign